Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
dag 1
Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
1 / 18
suivant
Slide 1:
Diapositive
NT2
Basisschool
Groep 1
Cette leçon contient
18 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
120 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 1 - Diapositive
de badkamer
de ruimte in huis waar je je kunt wassen;
de ruimte in huis waar je kan douchen;
Zin: In mijn
badkamer
is een douche en een bad.
Slide 2 - Diapositive
binnenkort
snel;
binnen korte tijd.
Zin: Ik ga morgen naar Amsterdam. Dat is al
binnenkort
!
Slide 3 - Diapositive
delen
aan iemand een deel geven;
iemand deelt iets met een ander persoon;
werkwoord: ik deel, hij deelt, wij delen;
zin: De jongen
deelt
het ijsje met het meisje.
Slide 4 - Diapositive
het flatgebouw
een hoog gebouw met verdiepingen;
op elke verdieping zijn woningen;
ander woord: de flat
Zin: Ik woon met mijn familie in
het flatgebouw.
Slide 5 - Diapositive
huren
geld betalen om iets voor een tijdje te kunnen gebruiken;
tegengestelde: kopen;
als je iets huurt, moet je het ook weer terug geven.
zin: Ik
huur
mijn woning.
Slide 6 - Diapositive
Maak de zin af:
In mijn badkamer staat een...
Slide 7 - Question ouverte
In welke zin wordt het woord
huren
goed gebruikt?
A
Ik huur een huis. Dit huis is altijd van mij.
B
Ik huur een huis. Dit huis is van mij zolang ik huur betaal.
C
Ik huur een huis. Dit huis is 1 jaar van mij.
Slide 8 - Quiz
Op de foto delen de
mensen een pizza.
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quiz
Als iemand zegt: Ik ga binnenkort naar het centrum.
Dan bedoelt deze persoon:
A
Ik ga over een week naar het centrum.
B
Ik ga over een maand naar het centrum.
C
Ik ga over een dag naar het centrum.
D
Ik ga over een jaar naar het centrum.
Slide 10 - Quiz
Mening:
Ik zou graag in een flatgebouw willen wonen.
Leg ook uit waarom wel of waarom niet!
Slide 11 - Question ouverte
Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!
Slide 12 - Diapositive
Ik moet snel mijn kamer opruimen. Ik ga ............. verhuizen!
Slide 13 - Question ouverte
Het is aardig van je dat je je eten wilt .......... met andere mensen.
Slide 14 - Question ouverte
Ik vind wonen in een ............... leuk. Je hebt altijd veel buren om mee te praten.
Slide 15 - Question ouverte
Moet jij je mobiel ............... of heb je je mobiel gekocht?
Slide 16 - Question ouverte
Ik moet van mijn moeder altijd de douche in de ............. droog maken als ik klaar ben.
Slide 17 - Question ouverte
Zinnen maken
Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: badkamer, binnenkort, delen, het flatgebouw, huren
Slide 18 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Introductieles wonen Disk
Mars 2023
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Wonen woordenschat groen
Mars 2023
- Leçon avec
20 diapositives
NT2
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Introductieles
Novembre 2022
- Leçon avec
34 diapositives
NT2
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Introductieles wonen Disk
Octobre 2024
- Leçon avec
19 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Woordenschat thema 4 Wonen
Novembre 2022
- Leçon avec
20 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
DISK thema 3 wonen bronnen
Octobre 2024
- Leçon avec
32 diapositives
NT2
ISK
DISK thema 3 wonen - les 2 - gebiedende wijs
Novembre 2023
- Leçon avec
25 diapositives
NT2
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
Hoe krijg jij jouw geldzaken op orde?
Novembre 2022
- Leçon avec
35 diapositives
Burgerschap
MBO
Studiejaar 1-4