Lezen/Schrijven 6 + Argumenteren - les 2

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?
  • Lezen
  • Fragment - De jongen in de gestreepte pyjama
  • Argumenteren

Slide 2 - Diapositive

Stillezen
-Kies een boek
-Lees 25 minuten in stilte

Slide 3 - Diapositive

Lezen

"Ik kan beargumenteerd verslag doen van mijn leeservaring."

Slide 4 - Diapositive

Thema
Het thema is de kortst mogelijke samenvatting van een verhaal. Zo is het thema in sprookjes vaak een wijze les (moraal): eenvoud, eerlijkheid en deugdzaamheid zullen uiteindelijk beloond worden.

Bij boeken en verhalen is het niet altijd meteen duidelijk welk thema of welke gedachte er in het verhaal verborgen zit. Het thema wordt vaak niet expliciet benoemd. Je moet het als lezer afleiden uit het gedrag van de personages, de gesprekken en de gebeurtenissen in het verhaal.

Slide 5 - Diapositive

Veel voorkomende thema's
  • vriendschap/liefde
  • eenzaamheid
  • opgroeien tot volwassene
  • dood
Een thema kan op verschillende manieren worden uitgewerkt. Bij het thema vriendschap kan de insteek bijvoorbeeld zijn dat echte vrienden altijd voor elkaar klaarstaan. Maar uit een ander verhaal kan blijken dat echte vriendschap slechts een illusie is.

Slide 6 - Diapositive

Motief
Het woord motief betekent 'patroon' of 'iets wat herhaal wordt'. Motieven zijn terugkerende elementen in een verhaal. 

Het kunnen abstracte motieven zijn, zoals liefde, haat, wraak, schuld, oorlog, onmacht, eenzaamheid of concrete motieven (of: leidmotief), zoals een ring, een kraai, een kleur of getal . 

Slide 7 - Diapositive

Mogelijke vragen
Vriendschap is een belangrijk thema in De jongen in de gestreepte pyjama. Hoe weet je dat dit fragment over vriendschap gaat?

Vind je dat Bruno en Shmuel echte vrienden zijn? Leg je antwoord uit.

Het hek is een belangrijk terugkerend element (concreet motief). Wat is hier de symbolische functie van denk je?

Slide 8 - Diapositive

Geïnteresseerd?
Bruno (9) weet niets over de Jodenvervolging en de rol van zijn vader daarin.  Alles wat hij weet is dat hij uit een fijn thuis in Berlijn weg moest en toen verhuisde naar een uitgestorven oord, waar er niks te doen is . Er is niemand om mee te spelen. Tot hij Shmuel ontmoet, een jongen die aan de andere kant van het hek met prikkeldraad leeft en die, net als alle mensen daar, een gestreepte pyjama draagt. Er ontstaat een bijzondere vriendschap.

Slide 9 - Diapositive

Argumenteren

Slide 10 - Diapositive

trouble speech
  • Bij een debat probeer je je tegenstander te overtuigen. 
  • Met een trouble speech kun je oefenen met het formuleren van    overtuigende argumenten.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

ethos, pathos, logos
Ethos: geloofwaardigheid -> zorg ervoor dat je betrouwbaar overkomt

Pathos: beroep op de emotie van het publiek -> wek medeleven op

Logos: inhoudelijk argumentatie -> gebruik sterke argumenten 


Slide 13 - Diapositive

trouble speech - tips
  1. Geef de omstandigheden de schuld.
  2. Zeg dat je het allemaal heel erg vindt, maar laat dit totaal niet zien.
  3. Maak van je fout je kracht.
  4. Zet jezelf neer als een held!

   Denk aan: ethos, patos, logos

Slide 14 - Diapositive

trouble speech - situatie
Je overbuurvrouw (83) moet vandaag naar het ziekenhuis. Jij hebt vorige week aangeboden dat jij vandaag op haar hondje zou passen. Het hondje is alles voor haar! Jij bent deze afspraak echter compleet vergeten. Niet handig, want jij wilt vandaag shoppen in Amsterdam. Je neemt het beestje daarom maar mee. Als je 's avonds thuiskomt, merk je dat je het hondje per
ongeluk achter hebt gelaten in de trein. Oeps...


Slide 15 - Diapositive

trouble speech - opdracht
Jij schrijft een briefje aan je buurvrouw om haar op de hoogte te stellen van deze situatie. In plaats van alle schuld op je te nemen, probeer je je buurvrouw ervan te overtuigen dit als iets positiefs te zien.

benodigdheden: pen + papier   of   laptop (Word)
                                 


Slide 16 - Diapositive

trouble speech - tips
  1. Geef de omstandigheden de schuld.
  2. Zeg dat je het allemaal heel erg vindt, maar laat dit totaal niet zien.
  3. Maak van je fout je kracht.
  4. Zet jezelf neer als een held!
   
      Denk aan: ethos, patos, logos

Slide 17 - Diapositive

argumenteren 
  • argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
  • argumentatiestructuren
  • argumentatieschema's
  • drogredenen

Slide 18 - Diapositive

argumenteren

Slide 19 - Carte mentale

argumenten, tegenargumenten, weerlegging
      
Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten. 
  • Ik kan onderscheid maken tussen enkelvoudige, nevenschikkende en             onderschikkende argumentatie.

Slide 20 - Diapositive

Argumenteren 
Als je ergens een standpunt over inneemt, geef je daar je mening over.

Met argumenten kun je:
- je eigen standpunt verdedigen
- het standpunt van een ander aanvallen

Slide 21 - Diapositive

Argumenteren 
Als je je standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak, noem je die uitspraak een feitelijk argument.

Als je je standpunt ondersteunt met een waarderend argument geef je aan dat je iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk vindt.

Slide 22 - Diapositive

Argumenteren 
Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet, want je kunt de juistheid ervan controleren: het is waar of onwaar. 


Slide 23 - Diapositive

Argumenteren 
Een waarderend argument moet vaak ondersteund worden, bijvoorbeeld met feiten:

Ik vind het niet goed dat er mensen zijn die zich niet laten vaccineren (stp), want ik vind dat respectloos naar je medemens (wrd. arg.), want met een vaccinatie bescherm je niet alleen jezelf, maar ook de mensen om je heen (feit).

Slide 24 - Diapositive

Zwolle is een prettige stad om te wonen; er wonen veel gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 25 - Quiz

Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan. Reizen met het openbaar vervoer is een stuk beter voor het milieu dan autorijden.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 26 - Quiz

Het gratis downloaden van muziek moet strafbaar worden. De makers van muziek lopen nu miljoenen euro's mis aan auteursrechten.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 27 - Quiz

Opdracht
Maak opdracht 1.
Typ je antwoorden in Word.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Argumentatiestructuren

Slide 30 - Diapositive

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 31 - Diapositive

Bij nevenschikkende argumentatie onderbouw je je standpunt met meer argumenten.

Slide 32 - Diapositive

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
 HET WAS EEN LEUKE LES 
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI
DE KLAS DEED ERG GOED MEE

Slide 33 - Diapositive

Opdracht
Maak opdracht 2.
Typ je antwoorden in Word.

Slide 34 - Diapositive