Argumenteren les 1

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

trouble speech
  • Bij een debat probeer je je tegenstander te overtuigen. 
  • Met een trouble speech kun je oefenen met het formuleren van    overtuigende argumenten.

Slide 2 - Diapositive

ethos, pathos, logos
Ethos: geloofwaardigheid -> zorg ervoor dat je betrouwbaar overkomt

Pathos: beroep op de emotie van het publiek -> wek medeleven op

Logos: inhoudelijk argumentatie -> gebruik sterke argumenten 


Slide 3 - Diapositive

trouble speech - tips
  1. Geef de omstandigheden de schuld.
  2. Zeg dat je het allemaal heel erg vindt, maar laat dit totaal niet zien.
  3. Maak van je fout je kracht.
  4. Zet jezelf neer als een held!

   Denk aan: ethos, patos, logos

Slide 4 - Diapositive

trouble speech - situatie
Omdat je overbuurvrouw (83) vandaag naar het ziekenhuis moest, zou jij een dag op haar hondje passen. Het hondje is alles voor haar! Jij wilde vandaag echter shoppen in Amsterdam en hebt het beestje daarom maar meegenomen. Op de terugweg heb je het hondje per ongeluk in de trein achtergelaten. 


Slide 5 - Diapositive

trouble speech - opdracht
Jij schrijft een briefje aan je buurvrouw om haar op de hoogte te stellen van deze situatie. In plaats van alle schuld op je te nemen, probeer je je buurvrouw ervan te overtuigen dit als iets positiefs te zien.

benodigdheden: pen + papier   of   laptop (Word)
                                 


Slide 6 - Diapositive

trouble speech - tips
  1. Geef de omstandigheden de schuld.
  2. Zeg dat je het allemaal heel erg vindt, maar laat dit totaal niet zien.
  3. Maak van je fout je kracht.
  4. Zet jezelf neer als een held!
   
      Denk aan: ethos, patos, logos

Slide 7 - Diapositive

argumenteren 
  • argumenten, tegenargumenten, weerleggingen
  • argumentatiestructuren
  • argumentatieschema's
  • drogredenen

Slide 8 - Diapositive

argumenteren

Slide 9 - Carte mentale

argumenten, tegenargumenten, weerlegging
      
Doelen:
  • Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten. 
  • Ik kan onderscheid maken tussen enkelvoudige, nevenschikkende en             onderschikkende argumentatie.

Slide 10 - Diapositive

Argumenteren 
Als je ergens een standpunt over inneemt, geef je daar je mening over.

Met argumenten kun je:
- je eigen standpunt verdedigen
- het standpunt van een ander aanvallen

Slide 11 - Diapositive

Argumenteren 
Als je je standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak, noem je die uitspraak een feitelijk argument.

Als je je standpunt ondersteunt met een waarderend argument geef je aan dat je iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk vindt.

Slide 12 - Diapositive

Argumenteren 
Over een waarderend argument kun je van mening verschillen, over een feitelijk argument niet, want je kunt de juistheid ervan controleren: het is waar of onwaar. 


Slide 13 - Diapositive

Argumenteren 
Een waarderend argument moet vaak ondersteund worden, bijvoorbeeld met feiten:

Ik vind het niet goed dat er mensen zijn die zich niet laten vaccineren (stp), want ik vind dat respectloos naar je medemens (wrd. arg.), want met een vaccinatie bescherm je niet alleen jezelf, maar ook de mensen om je heen (feit).

Slide 14 - Diapositive

Zwolle is een prettige stad om te wonen; er wonen veel gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 15 - Quiz

Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan. Reizen met het openbaar vervoer is een stuk beter voor het milieu dan autorijden.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 16 - Quiz

Het gratis downloaden van muziek moet strafbaar worden. De makers van muziek lopen nu miljoenen euro's mis aan auteursrechten.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Argumentatiestructuren

Slide 19 - Diapositive

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

 HET WAS EEN LEUKE LES 

DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI

Slide 20 - Diapositive

Bij nevenschikkende argumentatie onderbouw je je standpunt met meer argumenten.

Slide 21 - Diapositive

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.
 HET WAS EEN LEUKE LES 
DE DOCENT WAS IN EEN GOEDE BUI
DE KLAS DEED ERG GOED MEE

Slide 22 - Diapositive