NN2 Blok 3 H4 Woordenschat: achtervoegsels les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 2

Ik zit klaar voor de les:

• Mijn spullen liggen op tafel (boek, pen, papier, laptop).
  
• Mijn telefoon en oortjes zitten in mijn tas.
  
• Mijn jas hangt aan de kapstok.
  
• Ik heb geen pet of capuchon op.
  
• Ik heb geen eten of drinken meer bij mij.
  

Terugblik:

De vorige les ging over achtervoegsels. 

Noem 2 veelvoorkomende
achtervoegsels

HH2 H4 Woordenschat: 

achtervoegsels 

les 2

Deze les:

• Nakijken huiswerk
• Herhaling instructie
• Samen opdracht 7
• Zelfstandig aan de slag

Lesdoel:

1. Ik ken de betekenis van veelvoorkomende achtervoegsels
2. Ik kan de betekenis van woorden vinden met behulp van achtervoegsels
3. Ik ken de betekenis van de woorden en uitdrukkingen van dit hoofdstuk

Instructie over achtervoegsels.

Linkje

Achtervoegsels

Sommige woorden bestaan uit een woord en een voorvoegsel. Er zijn ook woorden met een achtervoegsel. Als je de betekenis van een deel van het woord weet, kun je de betekenis van een woord met een achtervoegsel soms wel bedenken. 

Bijvoorbeeld:

"Deze laarzen zijn heel goed bruik-baar als het glad is."

In bruikbaar herken je het woord gebruiken. Bruikbaar betekent dus: je kunt het gebruiken.

Achtervoegsels die veel voorkomen, zijn: -lijk, -heid, -teit, -baar, -atie, -aard, -aar, -isch, -ing, -ig.

Soms geven achtervoegsels woorden een andere betekenis: 

-loos: waardeloos = zonder waarde

-vol: smaakvol = met veel smaak

-lijks: wekelijks = elke week

Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

1. absoluut
2. identiek
3. zeker weten

Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

1. aanbevolen
2. aangeprezen
3. prijzig

Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

1. elegante
2. gunstige
3. positieve

Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

1. gebruiken
2. erkennen
3. toepassen

Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

1. bekend
2. ideaal
3. populair

Wat hoort niet in het rijtje als je let op de betekenis?

1. her-
2. mis-
3. wan-

Maak opdracht 3, 4, 5, 6 en 8 (104 - 105)

Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekenen de woorden of zinnen hieronder? Je mag de betekenis opzoeken:

Het is weer mooi geweest!

Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekenen de woorden of zinnen hieronder? Je mag de betekenis opzoeken:

Daar zijn we MOOI afgekomen.

Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekenen de woorden of zinnen hieronder? Je mag de betekenis opzoeken:

Hij verdient een MOOI salaris.

Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekenen de woorden of zinnen hieronder? Je mag de betekenis opzoeken:

Wie mooi wil zijn, moet pijn lijden!

Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekenen de woorden of zinnen hieronder? Je mag de betekenis opzoeken:

Mooie jongen ben jij!

Mooi is het tegenovergestelde van lelijk, maar niet altijd. Wat betekenen de woorden of zinnen hieronder? Je mag de betekenis opzoeken:

Daar ben je mooi klaar mee.

Welke twee uitdrukkingen zie je? Gebruik zo nodig je woordenboek.

Wat betekent:
De gulden middenweg

Wat betekent:
Het rechte pad opgaan.

In het eerste ... van het boek heeft de auteur zijn handtekening gezet.

1. exemplaar
2. achterop
3. ding
4. herdrukken

De oudst teruggevonden Nederlandse vrouw ... van 7.000 jaar geleden en ze heet Trijntje.

1. pareert
2. lamineert
3. roteert
4. dateert

Als je deze touwen met elkaar hebt ... , weet je zeker dat het goed vast zit.

1. gezonden
2. verzonnen
3. verbonden
4. onomwonden

De ... Nederlandse DJ is uitgenodigd door de Franse president.

1. verkende
2. bekende
3. bende
4. gewende

Het is ... dat je je goed voorbereidt op de toets.

1. noodsaam
2. onsmakelijk
3. noodzakelijk
4. vermakelijk

De winnaar van de Tour de France ... veel waardering voor zijn prestatie.

1. geniet
2. gehoord
3. geloofd
4. vernield

Evaluatie:

1. Wat was het lesdoel?
2. Hoe ging het vandaag?
3. Wat is het huiswerk:

Huiswerk:

Maak opdracht 3, 4, 5, 6 en 8 (104 - 105)