Havo hoofdstuk 6

Havo scheikunde
Hoofdstuk 6: Koolstofchemie
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Havo scheikunde
Hoofdstuk 6: Koolstofchemie

Slide 1 - Diapositive

H6.1 alkanen en alkenen

Slide 2 - Diapositive

H6.2 karakteristieke groepen

Slide 3 - Diapositive

H6.3 reacties

Slide 4 - Diapositive

H6.4 esters

Slide 5 - Diapositive

H6.5 evenwichten

Slide 6 - Diapositive

Een alkeen is een . . .
A
enkelvoudig onverzadigde koolwaterstof
B
meervoudige verzadigde koolwaterstof
C
meervoudige onverzadigde koolwaterstof
D
enkelvoudige verzadigde koolwaterstof

Slide 7 - Quiz

H2: Een koolwaterstof heeft de molecuulformule C18H38. Wat voor soort koolwaterstof is dit?
A
Alkaan
B
Alkeen
C
Geen van beide
D
Alkyn

Slide 8 - Quiz

deze verbinding is een .... koolwaterstof
A
verzadigd
B
onverzadigd
C
enkelvoudig onverzadigd
D
meervoudig onverzadigd

Slide 9 - Quiz

Een koolwaterstof met de stam: "hept"
heeft 6 C-atomen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Bij de onvolledige verbranding van een koolwaterstof ontstaan, naast water en koolstofdioxide:
A
Roet
B
Koolstofmonoxide
C
Roet en/of koolstofmonoxide
D
Smog

Slide 11 - Quiz

Lost deze stof goed op in water?
A
Ja , want deze stof is polair en vormt waterstof bruggen.
B
een beetje, want er zijn C-H bindingen
C
Ja, want er vormen waterstofbruggen
D
Nee, want het is een koolwaterstof.

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste naam?
A
butanol
B
butaandiol
C
butaan-1,1-diol
D
butaan-1,4-diol

Slide 13 - Quiz

Geef de juiste naam
A
ethaanzuur
B
propanol
C
hydroxypropaan
D
propaanzuur

Slide 14 - Quiz

Welke naam hoort bij
C3H8
A
propaan
B
pentaan
C
propeen
D
penteen

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste naam?
A
hexanol
B
hexaan-5-ol
C
hexaan-1-ol
D
hexaan-2-ol

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste naam?
A
butanol
B
butaandiol
C
butaan-1,1-diol
D
butaan-1,4-diol

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste naam?
A
propaandizuur
B
methaandizuur
C
1,3-propaandiol
D
propaan-1,3-diol

Slide 18 - Quiz

Wat is de naam van deze ester?
A
ester van methanol en ethaanzuur
B
ester van ethanol en propaanzuur
C
ester van butanol en ethaanzuur
D
ester van propaan-1-ol en ethaanzuur

Slide 19 - Quiz

hoeveel vetzuren
zijn onverzadigd
in deze tri-ester?
A
1
B
2
C
3
D
0

Slide 20 - Quiz

Uit welke stoffen
is deze ester
gevormd?
tip
  1. herken de ester
  2. "knip" de ester
  3. ene kant was zuur (met c=o)
  4. andere kant was alcohol
  5. vul aan met -H en -OH
A
butaan en ethaan
B
butaanzuur ethanol
C
butaan-1-ol en ethaanzuur
D
butaan-4-ol en ethaanzuur

Slide 21 - Quiz

Welk alcohol en welk
zuur hebben gereageerd
en deze ester
gevormd?
zuur en alcohol?
zuur was C=O-OH, alcohol was -OH, H2O splitst af...
A
propanol en ethaanzuur
B
propaanzuur en ethanol
C
ethaanol en ethaanzuur
D
methanol en methaanzuur

Slide 22 - Quiz

een vet of olie is slecht oplosbaar in water, waarom is dat?
A
vanwege de dubbele c=c bindingen
B
vanwege de zuurgroep
C
omdat de zuurgroep is omgezet in een ester
D
een vet/olie kan geen waterstofbruggen vormen

Slide 23 - Quiz



A
additie
B
eliminatie
C
substitutie

Slide 24 - Quiz

Kies het juiste reactietype.
A
substitutie-reactie
B
additie-reactie
C
hydrolyse-reactie
D
condensatie-reactie

Slide 25 - Quiz

Kies het juiste reactietype.
A
substitutie-reactie
B
additie-reactie
C
hydrolyse-reactie
D
condensatie-reactie

Slide 26 - Quiz

Kies het juiste reactietype.
A
substitutie-reactie
B
additie-reactie
C
hydrolyse-reactie
D
condensatie-reactie

Slide 27 - Quiz

De stof / stoffen die vrijkomt bij de additie van water en propeen is:
A
propaan-2-ol
B
propaan-1 ol en propaan-2-ol
C
water
D
propaan-1-ol

Slide 28 - Quiz

"Hoeveelheden van alle stoffen zijn gelijk in evenwicht."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Voor de synthese van een ester heb je nodig:
A
een alcohol + een zuur
B
een alkaan + een zuur
C
een amine + een zuur
D
een alkeen + een zuur

Slide 30 - Quiz

"Concentraties van alle stoffen zijn gelijk in evenwicht."
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Wat is de naam van deze ester?

A
ester van methaanzuur en pentanol
B
ester van pentaanzuur en ethanol
C
ester van pentaanzuur en methanol
D
ester van propaanzuur en methanol

Slide 32 - Quiz

Wat verandert er aan het evenwicht wanneer je een katalysator toevoegt?
A
Niets.
B
De concentratie van reactieproducten worden groter.
C
De concentratie van de beginstoffen worden groter.
D
Het evenwicht wordt eerder gevormd.

Slide 33 - Quiz

Evenwicht: 2A +B <--> C + 2D
Als ik dit evenwicht aflopend wil maken naar rechts dan kan ik:
A
stof A weghalen
B
stof B weghalen
C
stof C weghalen
D
er zijn meerdere antwoorden goed

Slide 34 - Quiz

Wat is de naam van deze ester?
A
ester van methanol en ethaanzuur
B
ester van ethanol en butaanzuur
C
ester van butanol en ethaanzuur
D
ester van propaan-1-ol en ethaanzuur

Slide 35 - Quiz

hoeveel vetzuren
zijn onverzadigd
in deze tri-ester?
A
1
B
2
C
3
D
0

Slide 36 - Quiz

Wat gebeurt er met het evenwicht als stof C en/of D wordt verwijderd uit het reactiemengsel?

A + B <--> C + D
A
Er gebeurt niets
B
Het evenwicht verschuift naar links
C
Het evenwicht verschuift naar rechts

Slide 37 - Quiz

Deze ester is
gemaakt uit ...
A
ethaanzuur en methanol
B
methaanzuur en ethanol
C
ethaanzuur en ethanol
D
methaanzuur en methanol

Slide 38 - Quiz

Als een chemisch evenwicht is bereikt, stopt de reactie.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz


Gegeven het evenwicht:
2 NO2       N2O4 
Bij evenwicht geldt altijd:
A
s1 = s2
B
er treden geen reacties meer op
C
concentraties zijn gelijk
D
% effectieve botsingen = 0

Slide 40 - Quiz

Wat is juist bij evenwicht?

I. Als het evenwicht zich heeft ingesteld zijn de reactiesnelheden naar links en naar rechts even groot
II. Als de temperatuur wordt verhoogd gaan beide reacties sneller verlopen, maar de endotherme reactie meer dan de exotherme

A
alleen I
B
alleen II
C
beide
D
geen van beide

Slide 41 - Quiz

Geef de concentratiebreuk van dit evenwicht. 2 H2O <=> 2 H2 + O2
A
Qc = (2H2 + O2)/H2O
B
Qc = [H2]^2 * [O2]/[H2O]^2
C
Qc = ([H2]^2 + [O2])/[H2O]^2
D
Qc = ([H2] * [O2])/[H2O]

Slide 42 - Quiz

Een chemisch evenwicht is altijd een dynamisch evenwicht omdat:

(30 s)
A
de reacties niet stoppen maar heen- en terug blijven gaan
B
er meerdere stoffen bij de reactie betrokken zijn
C
na verloop van tijd de beginstof(fen) zijn verdwenen
D
na verloop van tijd de concentraties gelijk blijven

Slide 43 - Quiz

Van een evenwicht is de reactie naar links exotherm. Naar welk kant verschuift evenwicht als het mengels wordt verwarmt?
A
links
B
rechts

Slide 44 - Quiz