B. 5 Ecosystemen

Bas. 5 Ecosystemen
* Alle populaties in een bepaald gebied (= levensgemeenschap)
   met het bijbehorend milieu (abiotische factoren)
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Bas. 5 Ecosystemen
* Alle populaties in een bepaald gebied (= levensgemeenschap)
   met het bijbehorend milieu (abiotische factoren)

Slide 1 - Diapositive

Voedselrelaties
in een ecosysteem worden organismen door elkaar gegeten = voedselrelatie.
Organisme 1 wordt gegeten door organisme 2, en organisme 2 wordt gegeten door organisme 3. 
Wat je dan krijgt is een voedselketen.

Slide 2 - Diapositive

Voedselketen
Reeks van organismen waarin ieder organisme, of deel ervan, als voedsel wordt gebruikt door het volgende organisme uit de reeks.
In een voedselketen worden pijlen gezet om de voedselrelaties aan te geven. Maar welke kant moet deze pijl op wijzen??

Slide 3 - Diapositive

?????????????
1. Gras <-- koe

of

2. Gras --> koe

Kies één van de twee.

Slide 4 - Diapositive

Wat is de juiste manier?
A
Manier 1
B
Manier 2

Slide 5 - Quiz

Antwoord
Een pijl is te vervangen door de woorden; wordt gegeten door.
bij 1 dus: een koe wordt gegeten door gras.
Bij 2 dus: gras wordt gegeten door een koe.
Antwoord 2 is dus de juiste.

Slide 6 - Diapositive

Voedselketen

Slide 7 - Diapositive

Voedselweb
In een ecosysteem lopen voedelketens door elkaar heen. 1 populatie kan door meerdere andere populaties als voedsel gebruikt worden. Wat je dan krijgt is een voedselweb:
* Het geheel aan voedselrelaties in een levensgemeenschap 
   (ecosysteem)

Slide 8 - Diapositive

Voedselweb

Slide 9 - Diapositive

Uit hoeveel organismen bestaat de langste voedselketen? (zie afbeelding vorige slide)
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 10 - Quiz

Trofische niveaus
Elke schakel heeft zijn eigen trofisch niveau. Schakel 1 is dus het eerste trofische niveau en zo verder.

1e schakel: Producenten
Dit zijn de autotrofe organismen ofwel organismen die zelf hun voedsel maken. Denk hierbij aan de planten en sommige bacteriën.

Slide 11 - Diapositive

Producenten
Producenten maken hun voedsel d.m.v. fotosynthese (of chemosynthese)

Water + koolstofdioxide + licht --> glucose + zuurstof

Slide 12 - Diapositive

Consumenten
In de 2e schakel en verder komen we de consumenten tegen.
Zij zijn niet in staat zelf voedsel te maken en hebben dus een ander organisme nodig als voedselbron = Heterotroof.

Schakel 2: consument 1e orde. Dit zijn herbivoren (planteneters)
Schakel 3: consument 2e orde. Dit zijn de omnivoren (alleseters) en carnivoren (vleeseters)
Schakel 4: consument 3e orde. (zie uitles schakel 3)

Slide 13 - Diapositive

Hoeveel schakels?
Het aantal schakels in een ecosysteem is variabel. Dit hangt af van de complexiteit van het ecosysteem. Let op dat afvaleters ook tot de consumenten behoren.

Slide 14 - Diapositive

Reducenten
Een voedselketen eindigt altijd met een reducent. Dit zijn alle bacteriën en schimmels. Zij zetten organische stoffen om in anorganische stoffen die de producenten weer kunnen gebruiken.

Slide 15 - Diapositive

Verbranding
In elke schakel vindt het proces verbranding (= dissimilatie) plaats. Dus ook in de eerste schakel!

      glucose + zuurstof --> koolstofdioxide + water + energie

Hierdoor verkrijgen zij energie om alle levensprocessen door te laten gaan. Zonder energie geen leven mogelijk.

Slide 16 - Diapositive

Opdracht
Maak uit het tekstboekje opdracht 7.

Slide 17 - Diapositive

Antwoorden
Opdracht 7
1. Een dier is niet autotroof, kan dus niet zelf voedsel maken.
2. Fotosynthese komt alleen voor in de eerste schakel van een voedselketen.
3. De havik eet merels, slangen en veldmuizen
    De slang eet veldmuizen en kikkers
    De kikker eet sprinkhanen, vlinders en libellen.
    De libel eet vlinders
4. Afvaleters behoren tot de consumenten, het zijn dieren die dode resten eten. Reducenten zijn bacteriën of schimmels. Afvaleters kunnen organische stoffen niet omzetten in anorganische stoffen.

Slide 18 - Diapositive

Antwoorden
5. Drie voedselketens zijn:
    Alg --> garnaal --> vis --> visarend;
    Eik--> rups --> merel --> sperwer;
    Tarweplant --> veldmuis --> kerkuil.
6. Deze stoffen verspreiden informatie over bepaalde organismen binnen het ecosysteem, waarop andere organismen kunnen reageren.
7. Planten kunnen niet bewegen, dus bijvoorbeeld niet vluchten. Via een informatienetwerk kunnen zij elkaar waarschuwen om een gif aan te maken of de vijand van hun vijand aan te lokken.

Slide 19 - Diapositive