Les 8 Rekenen aan oplossingen

DEZE LES
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

DEZE LES

Slide 1 - Diapositive

5.4 Rekenen aan oplossingen

Slide 2 - Diapositive

5.4 Rekenen aan oplossingen

Slide 3 - Diapositive

Je lost 45 mg ijzer(II)fosfaat op in 50,0 mL water.
Bereken de concentratie [Fe2+] en [PO43-].

Slide 4 - Question ouverte

5.4 Rekenen aan oplossingen
Je lost 45 mg ijzer(II)fosfaat op in 50,0 mL water.
Bereken de concentratie [Fe2+] en [PO43-] in mol L-1.
  • Fe3(PO4)2 (s) → 3 Fe2+ (aq) + 2 PO43- (aq)

Slide 5 - Diapositive

5.4 Rekenen aan oplossingen
Je lost 45 mg ijzer(II)fosfaat op in 50,0 mL water.
Bereken de concentratie [Fe2+] en [PO43-] in mol L-1.
  • Fe3(PO4)2 (s) → 3 Fe2+ (aq) + 2 PO43- (aq)
  • Mijzer(II)fosfaat = 3 x Fe + 2 x P + 8 x O = 356,49 g/mol (g mol-1)
  • mol ijzer(II)fosfaat = 45 / 357,49 = 0,126 mmol
  • mol ijzer = 3 x 0,126 = 0,378 mmol
  • mol fosfaat = 2 x 0,126 = 0,252 mmol
  • [Fe2+] = 0,378 / 50 = 7,6 x 10-3  mmol/mL (= mol/L)
  • [PO43-] = 0,252 / 50 = 5,0 x 10-3 mmol/ml (= mol/L)

Slide 6 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid

Slide 7 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • Glucose bevat meerdere OH groepen en kan daardoor meer H bruggen vormen met water, dus lost het goed op in water.

Slide 8 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • 3 zakken = 3 x 500 = 1500 mL 
  • massa infuusvloeistof = 1500 g
  • massa glucose = 2,5/100 x 1500 = 37,5 g
  • mol glucose = 37,5 / 180,16 = 0,21 mol

Slide 9 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  1. De medicijnen moeten goed oplossen in water.
  2. Zowel glucose als natriumchloride mogen niet reageren met de medicijnen.

Slide 10 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • Bij een hogere temperatuur gaan de moleculen sneller bewegen.
  • Daardoor ontstaan er moeilijker VanderWaals-bindingen tussen zuurstof- en water moleculen.
  • Zuurstof lost daardoor minder goed op in water.

Slide 11 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • Bij een hogere temperatuur gaan de moleculen sneller bewegen.
  • Daardoorworden de vanderWaalsbindingen verbroken. 

Slide 12 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • Ureum bevat 4 NH groepen.
  • Daarmee kunnen waterstofbruggen gevormd worden met water.
  • Daardoor lost de ureum goed op in water. 

Slide 13 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid

Slide 14 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • Urine bevat 2,0 massa% ureum
  • 1500 L = 1500 g, 2% = 2/100 x 1500 = 30 g
  • mol ureum = 30 / 60,06 = 0,50 mol

Slide 15 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • a: NaF (s) → Na+ (aq) + F- (aq)
  • b: Een hydrofoob oplosmiddel heeft geen δ+ en δ- deel die de positieve en negatieve ionen kunnen omringen, dus lost NaF niet op in een hydrofoob oplosmiddel

Slide 16 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid

Slide 17 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • Citroenzuur bevat 4 OH groepen.
  • Er kunnen meerdere H bruggen gevormd worden tussen beide moleculen.
  • Daardoor lost citroenzuur goed op in water.

Slide 18 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • jood is een hydrofobe stof
  • pentaan-1-ol heeft een grotere hydrofoob deel dan methanol
  • Daardoor lost jood beter op in pentaan-1-ol dan in methanol.

Slide 19 - Diapositive

5.3 Oplosbaarheid
  • koperchloride bestaat uit ionen die omrind kunnen worden met δ+ en δ- ionen.
  • Zowel methanol als pentaan-1-ol bevat 1 OH groep.
  • Omdat methanol kleiner is kunnen kan de OH groep van methanol makkelijker de koper- en chloride ionen omringen.

Slide 20 - Diapositive

AFSLUITING

Slide 21 - Diapositive