BBL Jaar 2 OA les 3

• Welzijn
• MBO
• Studiejaar 2

Welkom allemaal!

Ga vast naar: Lessonup.com

Wat hebben we de vorige keer gedaan?

We zijn bezig geweest met LLL 

Wat was dat ook alweer?

Wat betekend LLL, en wat kan je ermee?

Loop't luk't leeft't

Helpt je om te kijken naar een activiteit en om in te schatten of de activiteit naar behoren loopt.

Wat waren mogelijk dingen die je kon doen wanneer de activiteit niet loopt?

Waar gaan we vandaag mee aan de slag?

Wat als de activiteit niet lukt?

6 mogelijkheden

1. Een ander arrangement (bijvoorbeeld kast lager bij touwzwaaien, pilon minder bij overlooptikspel, kleiner veld, meer ballen). eigenlijk dus een stap terug of verder in moeilijkheid.

2. Een andere opdracht (bijvoorbeeld als je gesprongen hebt word je daarna draaier, eerder de draai inzetten bij touwzwaaien.) 

3. Een aanwijzing in de tijd of ruimte (bijvoorbeeld bij bokspringen: kijk naar de muur voor je!)  

4. Een voorbeeld  

5. Fysieke hulp (bijvoorbeeld klemgreep om de bovenarm bij salto)  

6. Zelf meedoen. 

Meeste aanpassingen zijn in arrangement

Meer - minder ballen

Groter - kleiner veld

meer - minder schuilplaatsen

Meer - minder kastdelen

etc.

Wanneer kan je stellen dat de activiteit niet lukt?

<3/5

Filmpje kijken ringzwaaien 1

1:24-1:40

Wat zou je kunnen doen?

1. Andere opdracht
2. Aanwijzing in tijd/ruimte bijv. benen opzwaaien naar muur.
3. Voorbeeld
4. fysieke hulp

Casus

- De kinderen zijn aan het wendspringen. Je ziet dat kees het eigenlijk nooit lukt om in één keer over de kast te komen. Welke van de 6 mogelijkheden voer je uit?

Kees wendspringen

1. Ander arrangement -> je maakt de kast lager
2. Je gaat zelf meedoen
3. Je doet nog een keer een voorbeeld
4. Je geeft een aanwijzing in de tijd en ruimte

De kinderen doen een tikspel, het lukt Lydia maar niet om een klasgenoot te tikken. Ze is inmiddels al 5 minuten tikker en wordt er moedeloos van. Je ziet dit als lesgever, wat doe je?

Lydia de tikker

1. Je gaat meedoen als loper
2. Je doet een voorbeeld van hoe ze iemand moet tikken
3. Je wijzigt het arrangement -> veld kleiner
4. Je geeft een aanwijzing in de tijd of ruimte

2 groepen zijn tegen elkaar aan het voetballen. Het ene team staat al met 11-1 voor. Jij ziet dit als docent. Het verliezende team krijgt steeds minder zin in het spel. Wat doe je?

voetballende klas

1. Niks, als ze het niet leuk meer vinden moeten ze stoppen
2. Ik maak nieuwe teams
3. Ik verander de teams
4. Ik pas de regels aan voor één team

De opdracht nogmaals

- Inleveren van een activiteitenschema voor jouw activiteit

Met de volgende restricties

- De activiteit moet voor minimaal 15 leerlingen worden voorbereid. 

- Er moet een schets van de zaal in zitten. 

- Er moet een duidelijke uitgeschreven uitleg te zien zijn. Doe dit volgens de stappen.