Herhaling schrijfvaardigheid 2v

Herhaling schrijfvaardigheid
Voorbereiding schrijven beschouwing 2vd
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Herhaling schrijfvaardigheid
Voorbereiding schrijven beschouwing 2vd

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel
  • Ik ben er helemaal klaar voor om een beschouwing te kunnen gaan schrijven
  • Ik heb zin om morgen mijn bouwplan te gaan schrijven

Slide 2 - Diapositive

Lesplanning
Terugblik beschouwing
Herhaling theorie - interactief
Vragen
Eventueel actualiteitenquiz

Slide 3 - Diapositive

Terugblik korte beschouwing
  • Denk aan je alinea-indeling, maak gebruik van witregels.
  • Denk aan tussenkopjes, zorg dat ze een deelonderwerp aankondigen - zet er geen dubbele punt achter
  • Vergeet niet om 'aantrekkelijk' te schrijven
  • Controleer je geschreven tekst op spelling en interpunctie
  • Blijf neutraal, dus ga geen advies geven
  • Gebruik geen woorden die je zelf niet goed kent

Slide 4 - Diapositive

Welke 3 manieren van aantrekkelijk schrijven hebben we behandeld?

Slide 5 - Question ouverte

Manieren van aantrekkelijk schrijven
  • Gebruik de zintuigen
  • Gebruik maken van bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
  • Gebruik maken van synoniemen, antoniemen en homoniemen

Slide 6 - Diapositive

Welke 5 zintuigen hebben we?

Slide 7 - Question ouverte

Zintuigen
Voelen, zien, ruiken, horen, proeven.

Slide 8 - Diapositive

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 9 - Question ouverte

Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Slide 10 - Diapositive

Wat is een bijwoord?

Slide 11 - Question ouverte

Bijwoord
Een bijwoord zegt iets over een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord of een ander bijwoord.

Slide 12 - Diapositive

1. Wat is een synoniem?
2.Geef ook een voorbeeld

Slide 13 - Question ouverte

Synoniem
Synoniemen zijn woorden die eenzelfde betekenis delen, terwijl ze juist verschillen naar schrijfwijze, vorm en klank.

Slide 14 - Diapositive

1. Wat is een antoniem?
2.Geef ook een voorbeeld

Slide 15 - Question ouverte

Antoniem
Antoniemen zijn woorden die juist het tegenovergestelde van elkaars betekenis uitdrukken. 

Slide 16 - Diapositive

1. Wat is een homoniem?
2.Geef ook een voorbeeld

Slide 17 - Question ouverte

Homoniem
Homoniemen zijn woorden die niets gemeenschappelijks hebben in de betekenis, terwijl ze wel eenzelfde vorm hebben en hetzelfde klinken. 

Slide 18 - Diapositive

Wat is een kernzin?

Slide 19 - Question ouverte

Kernzin
Een kernzin is de belangrijkste zin in de alinea. Hierin vind je dus kernachtig waar de alinea over gaat.

Slide 20 - Diapositive

1. Wat is een aankondigende zin?
2. Geef een voorbeeld.

Slide 21 - Question ouverte

Aankondigende zin
Een aankondigende zin introduceert waar je het over gaat hebben. Op deze manier geef je structuur aan je verhaal en kan de lezer/luisteraar je verhaal goed volgen.

Voorbeeld: Er zijn drie manieren die we hebben gehad waarop we teksten aantrekkelijker kunnen maken.

Slide 22 - Diapositive

1. Wat is een vraagzin?
2. Geef een voorbeeld.

Slide 23 - Question ouverte

Vraagzin
In een vraagzin stel je een vraag die je daarna (logischerwijs) gaat beantwoorden.

Voorbeeld: Waarom zou social media volgens sommigen verboden moeten worden voor jongeren onder de 18?

Slide 24 - Diapositive

Wat is een beschouwing?

Slide 25 - Question ouverte

Beschouwing
Bij een beschouwing zet je verschillende meningen naast elkaar met als doel dat de lezer zijn eigen mening kan bepalen na het lezen van de beschouwing.

Slide 26 - Diapositive

Welke 3 vertelperspectieven hebben we behandeld?

Slide 27 - Question ouverte

Vertelperspectief
1. Ik-perspectief
2. Personaal perspectief (hij/zij)
3. Auctoriaal perspectief (alwetende verteller)

Slide 28 - Diapositive

Noem minimaal 5 signaalwoorden die je goed kan gebruiken in je beschouwing.

Slide 29 - Question ouverte

Signaalwoorden
Mogelijke signaalwoorden:
  • Daarentegen (tegenstelling) - geen 'daar in tegen'!
  • Ten eerste (opsomming)
  • Want (redengevend)
  • Aan de andere kant (tegenstelling)
  • Bovendien (opsomming)
  • Samenvattend (samenvatting)

Slide 30 - Diapositive

Vragen
  • Welke vragen moet jij nog stellen om morgen het bouwplan goed te kunnen gaan maken?

Slide 31 - Diapositive

Lesdoel behaald?
  • Ik ben er helemaal klaar voor om een beschouwing te kunnen gaan schrijven
  • Ik heb zin om morgen mijn bouwplan te gaan schrijven

Slide 32 - Diapositive