Laagland cursus 11 les 3

Laagland cursus 11
negentiende eeuw, les 3
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Laagland cursus 11
negentiende eeuw, les 3

Slide 1 - Diapositive

Programma
  • antwoorden controlevragen
  • kenmerken Romantiek bespreken
  • huiswerk bespreken
  • aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Antwoorden controlevragen par 2
11. Welke twee namen kun je koppelen aan het socialisme? Marx en Engels
12. Wat houdt het positivisme in? feitelijk is datgene wat men kan waarnemen of wat men door experimenten kan bewijzen; als je dat ordent, kun je de werkelijkheid begrijpen, beheersen en sturen
13. Wat verstaan filosofen onder ‘de crisis van de burgerlijke mens’? vervreemding en anonimiteit in de massa
14. Wat is de Übermensch van Nietzsche? mens bevrijd van conventies en gegeven waarden

Slide 3 - Diapositive

Antwoorden controlevragen par 2
15. Wie was Charles Darwin? grondlegger evolutietheorie
16. Hoe veranderde de functie van kunst in de negentiende eeuw? niet langer in opdracht gemaakt, kunst werd koopwaar, vrijheid in stijl- en onderwerpkeuze
17. Wat was het gevolg van deze verandering van functie? kunstenaars die smaak van massa en volgen en kunstenaars die kiezen voor artistieke vrijheid
18. Door welke uitvinding is de basis van de moderne kunst gelegd? fotografie

19. Wat was kunst voor de romantische kunstenaar? expressie eigen gevoelens

Slide 4 - Diapositive

Antwoorden controlevragen par 2
19. Wat was kunst voor de romantische kunstenaar? expressie eigen gevoelens
20. Noem minstens vier kenmerken van een romantische kunstenaar. vrijheidsdrang, persoonlijkheidscultus (kunstenaar is ziener), onvrede met werkelijkheid, romantisch lijden, soms engagement
21. Wat zijn de twee kernbegrippen van de romantische kunst? Weltschmerz en Sehnsucht
22. Noem minimaal twee vluchtgebieden van de romantische kunstenaar. verleden, natuur, exotische


Slide 5 - Diapositive

Antwoorden controlevragen par 2
23. Waarnaar streefden realistische kunstenaars? mensen afbeelden in sociale en economische werkelijkheid
24. Wat leggen impressionistische schilderijen vast? persoonlijke weergave van het moment

Slide 6 - Diapositive

Romantiek
Nieuwe cultuurstroming, reactie op Verlichting
Kenmerken Verlichting: rationalisme en classicisme
Kenmerken Romantiek: 
  • gevoeligheid: lyrische kunst (denk aan de tekst over Karel en Frederik van opdracht 2)
  • verbeeldingskracht: ontsnappen aan het hier en nu, naar een andere tijd of streek, de ongerepte natuur of het bovennatuurlijke (escapisme)
  • individualisme: nadruk op originaliteit

Slide 7 - Diapositive

Literatuur
  • Antirationalisme
  • Nadruk op gevoel: Weltschmerz en Sehnsucht
  • Weltschmerz: romantische melancholie/droefgeestigheid
  • Sehnsucht: romantische verlangen naar het onbereikbare geluk.
  • Escapisme: het willen ontsnappen aan de realiteit
  • Populaire genres: ballade, sprookje, griezelverhaal, historische roman, detective

Slide 8 - Diapositive

Sehnsucht is
A
Het verlangen naar het verleden.
B
Het verlangen naar de onbereikbare geliefde.
C
Het verlangen naar het onbereikbare.
D
Het verlangen naar exotische oorden.

Slide 9 - Quiz

Weltschmerz is
A
Suïcidaal zijn.
B
Verbolgen zijn over de liefde.
C
Hunkering naar een ideale samenleving.
D
Verdriet over een onvolmaakte wereld.

Slide 10 - Quiz

Sprookjes horen vooral bij de romantiek omdat men toen
A
geïnteresseerd was in oude volksverhalen.
B
geïnteresseerd was in het verleden.
C
wilde vluchten naar het platteland.
D
wilde vluchten uit het hier en nu.

Slide 11 - Quiz

Een ander woord voor vluchten is
A
Sehnflucht
B
fugitivisme
C
escapisme
D
running

Slide 12 - Quiz

Romantiek
  • Bekijk thuis het filmpje op de volgende dia.

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Vidéo

huiswerk: opdr 2
a Vriendschapsbanden.
b Het romantische van de ik-verteller blijkt uit formuleringen als (1) “in weemoedige en toch aangename gedachten verzonken”; (2) “Ontroerd verhaastte ik mijn schreden…”; (3) “diepe indruk maakt op het gevoelige hart” en vooral (4) “Diep bewogen vervolgde ik mijn weg, en tranen van weemoed vloeiden langs mijn wangen”.
c De ruimte is het kerkhof van het stille dorp B. tijdens een zachte zomeravond, de maan schijnt. Leg uit waarom je deze ruimte wel/niet romantisch vindt. Geef minimaal een argument.

Slide 15 - Diapositive

huiswerk: opdr 2
d Over Karel wordt gezegd: “Maar als de stille avond hem alleen vond, dan kon hij dikwijls het lang verkropt gevoel niet bedwingen; in eenzaamheid dwaalde hij treurig rond en gaf zijn boezem lucht in een stroom van tranen. Dan voelde hij dat hij alleen was en alleen zou blijven al de dagen, dat hij zijn treurig leven zou voortslepen. Vaak kwam hij dan tot mij en schilderde mij zijn boezemsmart, en zocht verlichting in het uitstorten van zijn gevoel”. Karel lijdt aan Weltschmerz en een onvervuld verlangen. Hij is duidelijk een romantisch personage.

Slide 16 - Diapositive

huiswerk: opdr 2
e “Frederik kende geen groter genoegen, dan met Maria te zijn, bij haar zijn hart te ontlasten, en het bevallige meisje en zichzelf weg te slepen in de schilderingen van een toverwereld, zoals zijn gloeiende verbeelding hem die schetste” (r. 82-86). De verbeelding is typerend voor de romanticus.


Slide 17 - Diapositive

huiswerk: opdr 2
f Kenmerkend voor de burgerlijke ideologie is het belang dat gehecht werd aan eer, deugdzaamheid, gezin enzovoort. Het gedrag van de personages wordt door deze ideologie bepaald. Zo is het opmerkelijk dat Karel zich schikt in zijn lot en niet opstandig wordt. Hij zet zijn eigen belangen opzij voor die van zijn vriend. Eer en deugdzaamheid zegevieren. De wereld die in het verhaal wordt beschreven is ondanks de tragische dood van Karel een veilige, overzichtelijke wereld vol geborgenheid. Dat was het ideaal van de burgerlijke ideologie.
g Verwijs voor je oordeel naar relevante passages in het verhaal.

Slide 18 - Diapositive

Aan de slag
Laagland cursus 11
opdracht 3

Huiswerk: Maak de controlevragen t/m vraag 34 en maak opdracht 3

Slide 19 - Diapositive