3.3 Grammatica

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Het

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Gedachte

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Zwaar

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Jumbo

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Verliefd

1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord

Wat is de persoonsvorm altijd?

1. Een zelfstandig naamwoord
2. Een werkwoord
3. Een lidwoord
4. Een bijvoeglijk naamwoord

Wat is de persoonsvorm in de zin:

'Gisteren hebben zij gedanst.'

1. hebben
2. gedanst

Wat is de persoonsvorm?
Gisteren ben ik naar de stad gefietst.

1. gisteren
2. ben
3. ik
4. gefietst

Wat is de persoonsvorm in de zin:

'Zit jij te lezen?'

1. lezen
2. zit
3. jij
4. te

Wat is het (werkwoordelijk) gezegde in een zin?

1. Het onderwerp.
2. De persoonsvorm.
3. Het onderwerp + de persoonsvorm.
4. De pv en alle andere werkwoorden.

Het gebouw wordt afgebroken. Wat is het wwg

1. het gebouw
2. afgebroken
3. wordt afgebroken

Wat is de regel om het onderwerp van een zin te vinden?

1. wie/wat = onderwerp
2. wat = onderwerp
3. wie/wat + wg= onderwerp
4. Je hebt geen regel nodig

Als onderwerp kozen ze pooldieren.

1. Onderwerp
2. Pooldieren
3. Kozen
4. Ze

Ik leer het onderwerp te vinden.

Wat is het onderwerp?

1. Ik
2. leer
3. het onderwerp
4. vinden

Wat is het onderwerp?

Mevrouw Vernhout legt het onderwerp uit.

1. Mevrouw Vernhout
2. legt
3. het onderwerp
4. uit

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?

1. de dader = onderwerp
2. de politie = onderwerp

Ik kom vanavond een uurtje later.
Wat is het onderwerp in deze zin?

1. een uurtje = onderwerp
2. ik = onderwerp

Huiswerk voor donderdag 17 december

Voorbereiden SO 3.3 Grammatica

Leren theorie (bijvoeglijk naamwoord en onderwerp)

Afmaken studieschema

Studieschema inleveren