Fictie toetsweek

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Fictie toetsweek

Op naar de toetsweek

Onderwerp: Fictie (verhalen)

Leren: Boek A blz. 182 t/m 184 en de PowerPoint die op Classroom staat.

Deze begrippen moet je kunnen toepassen op een verhaal dus er wordt niet letterlijk gevraagd wat de betekenis is.

Vandaag:

-Lezen verhaal Off Piste van Corine Koolstra.

Over dit verhaal gaat de toets in de toetsweek.

Deze week lezen we elke dag drie bladzijdes.

Doelen van deze les: je weet wat hoofd- en bijfiguren zijn en weet kunt deze beschrijven.

Opdracht 1:

Wie is de hoofdpersoon in jouw boek?

Waarom?

Wat weet je over deze hoofdpersoon?

Maak deze opdracht in Classroom.

Ik kan hoofdpersonen en bijfiguren onderscheiden en beschrijven

😒🙁😐🙂😃

Welkom!

Wat is het verschil tussen hoofd- en bijpersonen in een verhaal?

Vandaag:

We lezen weer drie bladzijden uit 'Off Piste'

Doelen: 

- Je kent het verschil tussen realistische en niet-realistische verhalen

Realistisch of niet?

Zou het verhaal echt gebeurd kunnen zijn of niet?

Terwijl hij op de rug van de duif over de daken van Amsterdam zweefde, zag Wiplala de mensen beneden steeds kleiner worden.

1. Realistisch
2. Niet realistisch

Opdracht 2

Hoe realistisch is het boek dat jij leest?
Leg je antwoord uit in het document op Classroom.

Huiswerk

Bestudeer blz. 24 BOEK A

Welkom!

Vandaag lezen in Off Piste of als je het al uit hebt in je eigen leesboek.

Doelen: je weet wat beoordelingswoorden zijn en je kunt je leeservaring beschrijven.

Geef je mening over een film of serie die je de afgelopen week hebt gezien.
Noteer je mening in een hele zin.

Mening

Een mening is persoonlijk. Met een mening uit je wat je vindt. 

Je herkent een mening aan 'ik vind', 'naar mijn mening' of 'mijn mening is'. 

Beoordelingswoord

Je gebruikt een beoordelingswoord om je mening te uiten.

Voorbeelden van beoordelingswoorden: 

mooi, grappig, saai, spannend, eng, realistisch, ouderwets, modern, langdradig, voorspelbaar, verrassend, kinderachtig, ingewikkeld.

Wanneer je je mening geeft, gebruik je beoordelingswoorden. Noem minstens drie beoordelingswoorden.

Argumenten

Bij een mening geef je een argument.

Een argument is uitleg en ondersteuning bij jouw mening.

Een mening zonder argument is niets waard!

Dus NIET: Ik vind het stom, want ja het is stom...

Je herkent een argument aan 'want' en 'omdat'. 

Dus...

Een mening bestaat uit: 

1. ...

2. ...

Dus...

Een mening bestaat uit: 

1. een beoordelingswoord

2. een argument

Ik vind het verrassend,

Ik vind het saai,

Ik vind het lastig, 

Ik vind het realistisch,

omdat ik het einde niet kon voorspellen

want ik wist al hoe het af zou lopen

want ik ken veel woorden niet

want ik kan mij goed voorstellen hoe de hoofdpersoon zich voelt

Wat vind je van deze trailer?
Gebruik twee beoordelingswoorden + argumenten.

Wat vind je van deze trailer?
Gebruik twee beoordelingswoorden + argumenten.

Opdracht 3

Beschrijf je leeservaring van je huidige boek aan de hand van beoordelingswoorden. Let op: noem wel de twee delen!

Dit doe je in Classroom, in het document.

Huiswerk:

Boek A:

Lezen verhaal "Katvis" op blz 18 t/m 20.

Maken opdracht 12a op blz. 25

Bestuderen gele theorieblok op blz. 25

Dit is al je voorbereiding op de toets in de toetsweek.

Welkom allemaal!

Wat weten we al:

- beschrijven hoofd- en bijfiguren in een verhaal

- realistische verhalen versus niet-realistische verhalen

- je mening geven aan de hand van beoordelingswoorden

Lesdoel van vandaag:

De tijd in verhalen (verteltijd)

Noem een aantal beoordelingswoorden

Uit welke twee delen bestaat het geven van je mening?

Boek blz. 25

Wat heb jij ingevuld bij opddracht 12a?

De tijd in verhalen

1) in welke tijd speelt het verhaal zich af?

2) in hoeveel tijd speelt het verhaal zich af?

Kees zag mannen in uniformen, vrouwen met typemachines. Zijn broer, actief lid van het verzet, liet zich niet zien.

Vertelde tijd  

Hoeveel tijd gaat er voorbij in het verhaal? Let op de aanwijzingen:

- is het ochtend, middag of avond?

- hoe laat is het?

- is het een dag of een week later?

- gaat er een jaar of gaan er meerdere jaren voorbij?

Opdracht 4

Beschrijf de vertelde tijd van je huidige boek. Leg je antwoord uit aan de hand van voorbeelden uit je boek.

Dit doe je in Classroom, in het document.

Klaar? Lees het verhaal Quotum nog eens, op blz. 159

Verhaal Quotum

1) In welke tijd speelt het verhaal zich af en waar kun je dat aan zien?

2) Wat is de vertelde tijd in dit verhaal?

Huiswerk voor de havo- leerlingen:

Boek B blz. 163 t/m 165 opdracht 10 en 11 helemaal + de gele theorie.

Welkom allemaal!

Wat weten we al:

- beschrijven hoofd- en bijfiguren in een verhaal

- realistische verhalen versus niet-realistische verhalen

- je mening geven aan de hand van beoordelingswoorden

- de tijd in verhalen (verteltijd)

Lesdoel van vandaag: Spanning in een verhaal

Wat wordt er bedoeld met de vertelde tijd in een verhaal?

Vandaag:

Spanning in verhalen

Lezen

Het verraad van Waterdunen op blz. 166-186