Column

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4

Column

                                                                                                  Boek: blz. 64

Wat weet je nog over een column na de les van gisteren?

Een column

• = Tekstsoort
• Verschijnt regelmatig op een vaste plek in een tijdschrift, krant of vakblad
• Auteur geeft persoonlijke visie op een actuele gebeurtenis of ontwikkeling (kan tegendraads zijn)
• Tekstdoel: kan verschillen (informeren, opiniëren, overtuigen, activeren of amuseren)
• Toon: dus verschillend (luchtig, serieus)
• Lengte: kort (ongeveer 400 woorden) 

opdracht 1 

1. - 

2. mateloos = enorm

fenomeen = verschijnsel

gênant = beschamend

sociale kring = familie, vrienden en kennissen

staat symbool voor = is een voorbeeld van 

slalommen = zigzaggend voortbewegen 

van lieverlee = langzamerhand 

boerenverstand = gezond/nuchter verstand 

evolutie = geleidelijke ontwikkeling

herijken = opnieuw toetsen aan de eisen 

3. Welke twee dingen aan de kijkersfile vallen de auteur op?

4. Ze veroorzaakten gevaar voor andere weggebruikers (die gewoon door wilden rijden naar huis, werk of een afspraak).

5. We hebben te maken met een generatie die mensen in een crisissituatie liever filmt dan ze helpt of met rust laat. 

6. Welke functie heeft alinea 3 ten opzichte van alinea 1 en 2?

1. conclusie
2. constatering
3. samenvatting
4. voorbeeld

7. ster in het digitale leven tegenover loser in het echte leven 

8. Hij vindt dat omdat we ons door ons gedrag als ramptoeristen buiten het echte leven plaatsen. 

9. We zijn onfatsoenlijker en dommer geworden. 

10. Hij bedoelt daarmee dat we weer moeten gaan zien wat de belangrijkste dingen in het leven zijn. 

11. De houding van de auteur blijkt uit de toon van de tekst. Hoe kun je die toon het beste beschrijven?

1. als bezorgd
2. als neutraal
3. als tactloos
4. als verontwaardigd

12. Citeer een zin die ironie (of sarcasme) bevat.

13. Wat is het belangrijkste tekstdoel?

1. informeren
2. opiniëren
3. overtuigen
4. activeren

Huiswerk: opdr 2 + 3 

Vanaf bladzijde 66 

Lezen tekst ''Kindermarketing''

Wat was voor de auteur de aanleiding om de column te schrijven?












Wat was voor de auteur de aanleiding om de column te schrijven?

''Jemig.'' (al. 2) Waarom schrijft de schrijver dat?

1. Hij begrijpt niet dat Gabi onzeker is over haar lichaam.
2. Hij is er verwonderd over dat ze zo ongezond doet.
3. Hij snapt niet dat mooie mensen onzeker zijn over hun lichaam.
4. Hij verbaast zich erover dat mensen 4 of 5 keer sporten per week.

‘Als het al onvolkomenheden zijn.’ (al. 3)

Wat wil de schrijver daarmee zeggen?

Citeer de zin waaruit het vermoeden van de auteur blijkt dat veel kinderen beïnvloed worden door de vlogs waarnaar ze kijken.

Waarmee eindigt de tekst?

1. conclusie
2. samenvatting
3. aanbeveling
4. afweging

Wat is het belangrijkste doel van deze column?

1. informeren
2. amuseren
3. opniëren
4. overtuigen

Ik vond deze column

😒🙁😐🙂😃

Ik begrijp de theorie over de column nu..

😒🙁😐🙂😃