Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Herhaling grammatica t/m onderwerp
Grammatica: wat weet je al?
1 / 39
suivant
Slide 1:
Carte mentale
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
39 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Grammatica: wat weet je al?
Slide 1 - Carte mentale
Toetsweek lente
Tijdens deze toetsweek maken jullie een toets over grammatica (paarse boekje).
- Je moet de theorie met dit boekje/met de presentaties leren.
- Ook gaan we aan de slag met een aantal woordsoorten.
Slide 2 - Diapositive
We beginnen met de werkwoorden. Wat moet je doen als je werkoorden tegenkomt in een zin?
Slide 3 - Question ouverte
Werkwoorden
Een zin kan een of meerdere werkwoorden bevatten. Deze hebben altijd een van deze drie taken:
- een
activiteit
aangeven;
- een
toestand
aangeven;
- een
gebeuren
aangeven;
Slide 4 - Diapositive
Een activiteit aangeven...
Dan zie je aan het werkwoord welke
'actie'
in de zin plaatsvindt.
- Hij loopt naar de bakker.
--> 'loopt' geeft hier een actie aan: lopen.
Slide 5 - Diapositive
Bedenk zelf een zin waarin het werkwoord een actie aangeeft.
Slide 6 - Question ouverte
Een toestand aangeven...
Als iemand zich in een bepaalde toestand bevindt, kan het werkwoord dit weergeven.
--> Ik ben ziek.
--> De toestand is 'ziek-zijn'. Het werkwoordje 'ben' geeft de toestand ook weer.
Slide 7 - Diapositive
Een toestand aangeven...
Het kan ook heel simpel zijn:
--> Ik lig op de bank.
--> 'lig' geeft hier een toestand aan. Als je ligt, voer je geen actie uit.
--> Ik zit op een stoel....
Slide 8 - Diapositive
Welke zin bevat een werkwoord dat een toestand aangeeft?
A
Ik fietste in een rap tempo naar school.
B
Anne eet het liefst macaroni.
C
Hij was een beetje in de war.
D
Mijn moeder doet de was.
Slide 9 - Quiz
Een gebeuren aangeven...
Soms geeft het werkwoord een gebeuren aan.
--> De voorstelling vindt plaats in de zaal.
--> 'plaatsvinden' is een werkwoord dat een gebeuren aangeeft.
Slide 10 - Diapositive
Een gebeuren aangeven...
Er ontstond een groot gat in de ozonlaag.
--> 'ontstaan' geeft een gebeuren aan.
--> Iets gebeurt en je kunt dit zien/aantonen.
Slide 11 - Diapositive
Welke drie taken kan een werkwoord hebben?
Slide 12 - Question ouverte
Als je werkwoorden in de zin ziet...
moet je er kruisjes boven zetten. Je zet ze boven alle werkwoorden.
Slide 13 - Diapositive
Zij heeft geprobeerd een taart te bakken.
--> Waar zet je de kruisjes?
A
boven heeft en geprobeerd.
B
boven geprobeerd en bakken.
C
boven heeft.
D
boven heeft, geprobeerd en bakken.
Slide 14 - Quiz
De persoonsvorm: hoe vind je die?
Slide 15 - Carte mentale
DE PERSOONSVORM (PV)
Een persoonsvorm is altijd
een werkwoord
. Iedere zin heeft een persoonsvorm.
Je kunt deze op twee manieren vinden
- de getalproef
- de tijdproef
Slide 16 - Diapositive
Tijdproef
Ik verander de zin qua tijd (tegenwoordige tijd naar verleden tijd of andersom).
Een werkwoord verandert dan mee, dat is de PV.
Slide 17 - Diapositive
Voorbeeld
Zij kocht een nieuwe jas.
--> De zin staat in de verleden tijd, dus ik zet hem in de tegenwoordige tijd.
--> Zij koopt een nieuwe jas.
--> 'Kocht' verandert in 'koopt', dus 'kocht' is de PV.
Slide 18 - Diapositive
Getalproef
Je verandert
het onderwerp
in de zin (van enkv. naar mv. of andersom).
Het werkwoord dat verandert, is de PV.
Slide 19 - Diapositive
Voorbeeld
Jarno en Michiel voetballen op het veld.
--> Jarno en Michiel: meervoud. Moet enkelvoud worden.
--> Jarno voetbalt op het veld.
--> 'voetballen' verandert in 'voetbalt'. Dan is 'voetballen' de PV.
Slide 20 - Diapositive
De persoonsvorm is altijd een...
A
mens
B
dier
C
werkwoord
D
ding
Slide 21 - Quiz
Waarvoor gebruik je de zinsdeelproef?
A
Als je de verschillende zinsdelen wil gaan aangeven.
B
Als je de werkwoorden zoekt.
C
Als je de PV niet kan vinden.
Slide 22 - Quiz
Zinsdelen --> |
Een zin bestaat uit stukjes, die allemaal een eigen taak hebben: zinsdelen.
- Deze zinsdelen kun je vinden met de zinsdeelproef.
Slide 23 - Diapositive
Leg uit hoe de zinsdeelproef werkt. Gebruik stappen.
Slide 24 - Question ouverte
Zinsdeelproef
Je kunt deze proef dus gebruiken om te controleren of een woord/een groepje woorden een zinsdeel is.
-Je gebruikt verticale strepen om de zinsdelen aan te geven.
Slide 25 - Diapositive
De zinsdeelproef
1. Zoek
de PV.
2. Zet het woord/groepje woorden waarover je twijfelt
voor de PV.
3. Kijk of je
een goede zin
kan maken.
4. Kan dat? Dan heb je een zinsdeel te pakken.
Kan dat niet? Dan heb je geen zinsdeel te pakken.
Slide 26 - Diapositive
Tips
1.
Werkwoorden aan het eind van de zin die naast elkaar staan, zijn altijd 1 zinsdeel
.
Waarom | (heb) | jij | hem | dat |
willen vragen
?
Slide 27 - Diapositive
Bedenk zelf een zin met werkwoorden naast elkaar aan het eind van de zin.
Slide 28 - Question ouverte
Tips
2.
Voor de PV kan maar 1 zinsdeel staan
. Ik zet alleen een streep voor de PV en dan kan ik het stuk ervoor met rust laten.
Op een regenachtige morgen | (werd) | hij | overvallen | door een onbekende man.
Slide 29 - Diapositive
Tips
3.
Het woordje 'niet'
is altijd een apart zinsdeel.
Hij | (werkte) | niet | mee.
Slide 30 - Diapositive
Het onderwerp: wat is dat?
Slide 31 - Carte mentale
Het onderwerp ( )
Het onderwerp is altijd
een mens, dier of ding
.
--> Je gebruikt het teken dat je ook gebruikt bij de PV.
--> Boven de PV staat altijd een kruisje, boven het onderwerp niet. Dat is immers geen werkwoord.
Slide 32 - Diapositive
Hoe vind je het onderwerp?
1. Met de vraag:
Wie/wat + alle werkwoorden?
--> Het antwoord is het onderwerp.
De hond liep weg.
Wat liep? --> De hond.
Slide 33 - Diapositive
Vul deze vraag in bij de zin:
Heeft Susan haar huiswerk gemaakt?
Slide 34 - Question ouverte
Het onderwerp vinden
Manier twee: de getalproef
.
Pas de
PV
aan om het onderwerp te vinden.
--> De PV verandert dus van enkv. naar mv. of andersom!
Slide 35 - Diapositive
Voorbeeld
Jij loopt op de trap.
'loopt' is enkelvoud. Dus dat moet meervoud worden: lopen.
--> Jij lopen op de trap.
Dat kan niet! Het OW moet veranderen
.
--> Wij lopen op de trap.
-->
'Jij' verandert in 'wij', dus 'jij' is het onderwerp in de bovenste zin.
Slide 36 - Diapositive
Wat is het onderwerp?
'Hebben de giechelende meiden wel opgelet tijdens de les?'
A
opgelet
B
de giechelende meiden
C
tijdens de les
D
de les
Slide 37 - Quiz
Dat was het! Begrijp je het al goed?
Kies de emoji die het best past bij hoe goed je de theorie kent.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 38 - Sondage
Huiswerk
Maak de opdracht bij de les van 1 februari en lever deze met een foto in.
B1f: 2 februari, lesuur 1.
B1e: 2 februari, lesuur 4.
Slide 39 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
PV - ZD - OW - WG
December 2021
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
SCC D1 L5 zinsleer (herhaling)
August 2023
- Leçon avec
44 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsdelen H1 pv en zinsdelen
April 2021
- Leçon avec
14 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Zinsdelen H1 pv, zinsdelen en OW (week 14)
April 2021
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Les 4 (13 september 2024)
September 2024
- Leçon avec
18 diapositives
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Onderwerp en persoonsvorm
November 2023
- Leçon avec
52 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsontleding
May 2024
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Lager onderwijs
Herhaling persoonsvorm en onderwerp
February 2022
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Lager onderwijs