Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
Éléments de cette leçon
Welke kleur heeft het consumentensurplus?
A
Groen
B
Blauw
C
Geel
D
Rood
Slide 1 - Quiz
Leerdoelen
1) zowel rekenkundig als grafisch marktevenwichten bepalen en veranderingen in het marktevenwicht verklaren
2)een onderbouwde uitspraak doen over welvaart met behulp van consumentensurplus en producentensurplus
Slide 2 - Diapositive
Wat is marktevenwicht?
A
Situatie op de markt waarbij evenveel mensen als verkopers aanwezig zijn.
B
Iedereen op de markt heeft evenveel macht.
C
Situatie op de markt waarbij vraag en aanbod niet aan elkaar gelijk zijn.
D
Situatie op de markt waar Qv en Qa aan elkaar gelijk zijn.
Slide 3 - Quiz
Het gaat in fases: collectief
1) Er is een vraag naar een product: We tekenen de vraaglijn of zien waar de vraaglijn loopt in de grafiek.
2) Er is aanbod van een product: We tekenen de aanbodlijn of zien waar de aanbod lijn loopt in de grafiek
Slide 4 - Diapositive
Aanbodlijn
Marktevenwicht
Vraaglijn van een basisproduct
Vraaglijn van een luxe product
Slide 5 - Question de remorquage
Maar individueel?
De consument bepaalt wat hij maximaal wil betalen: betalingsbereidheid
De leverancier bepaalt wat hij minimaal wil ontvangen:
leveringsbereidheid, minstens kosten dekken
Zij vinden elkaar niet direct
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Maak nu vraag 4.1 van de opgaven
- Teken de vraag lijn en de aanbod lijn door eerst de 2 punten per lijn te zetten. Benoem de assen!!!
- Zet p en q op de goede plaats om het evenwicht aann te geven
- Gebruik een ander kleurtje om de verschuiving aan te geven en bepaal of de prijs hoger/lager komt.
Slide 8 - Diapositive
Snijpunt bij (250,250)
Slide 9 - Diapositive
Er zullen 1 000 mensen gaan werken aan een loon van €2 600,00 bruto.
Duid het marktevenwicht aan op de grafiek.
Slide 10 - Question de remorquage
Wat is het consumentensurplus?
A
verschil tussen betalingsbereidheid en de te betalen prijs
B
verschil tussen leveringsbereidheid en de te ontvangen prijs
Slide 11 - Quiz
Wat betekent het begrip 'welvaart'?
Mening?
Slide 12 - Carte mentale
Welvaart Micro-Economisch
Het totaal van consumentensurplus en producentensurplus.
Het geld en de keuzevrijheid die je overhoudt.
Slide 13 - Diapositive
Maak nu opgave 4.2
Soms is de hoeveelheid beperkt om een prijs te houden die boven de kosten uitkomt.
Doordraaien is... buiten de markt houden en elders dumpen bij bijvoorbeeld een dierentuin of in het buitenland
Slide 14 - Diapositive
Huiswerk!
Vind een foto van iets dat leidt tot variabele kosten
Vind een foto van iets dat leidt to constante, vaste kosten
Slide 15 - Diapositive
Leerdoelen kosten 1
De student kan een onderbouwde uitspraak doen over de totale en gemiddelde kosten van een producent en het onderscheid tussen variabele en constante kosten.
Slide 16 - Diapositive
Naar de PPT op Cumlaude...
- Waarom moet ik mijn kosten in beeld hebben?
- Betaalt een ondernemer belasting over kosten?
- Kan ik de kosten van tevoren weten?
- Een paar vragen om erin te komen...
Slide 17 - Diapositive
Wat zijn géén vaste kosten (dus variabele kosten)
A
Huur van een pand
B
Afschrijvingskosten van een auto
C
Inhuren van een zzp'er
D
Personeelskosten (loondienst)
Slide 18 - Quiz
Marjan en Piet hebben een bakkerij. Zijn onderstaande kosten variabele kosten of vaste kosten?
Verzekeringspremie
A
variabele kosten
B
vaste kosten
Slide 19 - Quiz
Geld lenen kost geld! Hoe noem je deze kosten?
A
Leenkosten
B
Kredietkosten
C
Aflossing
Slide 20 - Quiz
wat zijn geen kosten?
A
de omzet
B
energierekening
C
rente
D
afschrijvingen
Slide 21 - Quiz
We maken 5.1 a,b en c en 5.2
Constante kosten heb je ook bij een productie van (bijna) 0
Begin bij de opbrengsten = omzet = P * Q
Daarna de constante kosten, want dat is overal hetzelfde, dus een horizontale lijn (snijpunt kostenlijn met verticale as)
Slide 22 - Diapositive
Huiswerk!
Maak een foto van een markt
- een concrete markt zoals ....
Probeer duidelijk te maken hoe de prijsvorming plaatsvindt.