havo3-C.6-symmetrie en correct begrenzen



Wat gaan we doen vandaag?

10 minuten stil lezen
Toets
Snel klaar= verder lezen in eigen boek

Start nieuw onderwerp
Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon



Wat gaan we doen vandaag?

10 minuten stil lezen
Toets
Snel klaar= verder lezen in eigen boek

Start nieuw onderwerp
Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Diapositive

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van de les?


In deze les leer je zinnen symmetrisch te formuleren



Slide 2 - Diapositive

Terugblik vorige les CONGRUENTIE

Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal.

Dus als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn. En als het onderwerp meervoudig is, moet de persoonsvorm ook meervoudig zijn. 

Gelijkheid in getal noemen we congruentie.

Slide 3 - Diapositive

CONGRUENTIEFOUTEN

We noemen dit ook wel INCONGRUENTIE.


Incongruentie betekent niet gelijk of niet passend.

Dat wil zeggen dat het getal (ev/mv) van het onderwerp en de persoonsvorm niet gelijk zijn.

Dit komt vaak voor bij onderwerpen die voor ons gevoel meervoud zijn, maar taalkundig enkelvoud.


Slide 4 - Diapositive

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 5 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 6 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 7 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 8 - Quiz

Wat is het onderwerp in:

Men zien/ziet door de bomen het bos niet meer
A
Men
B
zien/ziet
C
door de bomen
D
het bos

Slide 9 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer

Slide 10 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

drie pakken rijst
A
drie
B
pakken
C
rijst

Slide 11 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer

Slide 12 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

twintigduizend mensen
A
twintigduizend
B
mensen

Slide 13 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival

Slide 14 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een partij sportschoenen
A
een
B
partij
C
sportschoenen

Slide 15 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand

Slide 16 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de meeste musea
A
de
B
meeste
C
musea

Slide 17 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Op Museumdag is de meeste musea gratis toegankelijk.
B
Op Museumdag zijn de meeste musea gratis toegankelijk.

Slide 18 - Quiz

havo3- C6-Incongruentie
ekijk de volgende zin:
– Esmee kijkt uit naar het weekend, vanwege een feestje en een belangrijke sportwedstrijd.

Als twee woorden, woordgroepen of zinnen die bij elkaar horen, allebei in een zin staan, moeten ze dezelfde vorm hebben. Dat heet symmetrie. I
n de voorbeeldzin gaat het om twee woordgroepen: een feestje en een belangrijke sportwedstrijd.

Slide 19 - Diapositive

havo3- C6-Incongruentie
In de volgende zinnen ontbreekt de symmetrie (het *-teken betekent ‘ongrammaticale zin’):
– * Niet alleen in het zuiden vieren ze carnaval: ook in het noorden viert men dit feest.

In het eerste deel van de zin staat het persoonlijk voornaamwoord ze. Om de zin symmetrisch te maken, moet je in het tweede deel van de zin hetzelfde persoonlijke voornaamwoord gebruiken: men moet ze worden.

Slide 20 - Diapositive

havo3- C6-Incongruentie
– * Een puber schijnt veel te appen, maar volwassenen kunnen er ook wat van.
In het eerste deel van de zin staat het enkelvoudig onderwerp een puber

Om de zin symmetrisch te maken, moet je in het tweede deel van de zin ook een enkelvoudig onderwerp gebruiken: volwassenen kunnen moet een volwassene kan worden.

Slide 21 - Diapositive

havo3- C6-Incongruentie
– * Miros leest dat boek voor zijn mondeling en omdat het bij zijn profielwerkstuk past.
In het eerste deel van de zin staat de woordgroep voor zijn mondeling. 

Om de zin symmetrisch te maken, moet je de bijzin in het tweede deel van de zin in een woordgroep veranderen: omdat het bij zijn profielwerkstuk past moet voor zijn profielwerkstuk worden.

Slide 22 - Diapositive

havo3- C6-Incongruentie
– * Mijn moeder zei dat ik op tijd thuis moest zijn en ik moest mijn kamer opruimen.
In het eerste deel van de zin staat een bijzin.

Om de zin symmetrisch te maken, moet je de hoofdzin in het tweede deel van de zin in een bijzin veranderen:

ik moest mijn kamer opruimen moet dat ik mijn kamer moest opruimen worden.

Slide 23 - Diapositive

havo3- C6-Incongruentie
– * Juul zit op een koor voor de gezelligheid en om zich te ontspannen.
In het eerste deel van de zin staat de woordgroep voor de gezelligheid. 
Om de zin symmetrisch te maken, moet de beknopte bijzin in het tweede deel ook een woordgroep worden: om zich te ontspannen moet voor de ontspanning worden.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Lien

Slide 26 - Vidéo

Slide 27 - Lien

Slide 28 - Vidéo

Slide 29 - Lien

havo3- C6-Incongruentie
Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren verkeerd gaan:
• Een bijzin wordt als losse zin gepresenteerd (losstaand zinsdeel):
– Op de spelletjesavond speelden we Weerwolven.* Waardoor het heel laat werd. Het moet zijn: … Weerwolven, waardoor
• Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte ‘aan elkaar geplakt’ (zinnen ten onrechte samenvoegen):

Slide 30 - Diapositive

havo3- C6-Incongruentie
– * In het weekend is er een familiereünie, iedereen is welkom met of zonder partner.


Het moet zijn: … familiereünie; iedereen … of … familiereünie en iedereen .... 
Je kunt hoofdzinnen wel samenvoegen, maar dan moet je een puntkomma of een nevenschikkend voegwoord (en, maar, of, want, dus) gebruiken. 

Slide 31 - Diapositive

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 32 - Diapositive

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 33 - Diapositive

Aan de slag

Slide 34 - Diapositive

§ 2 Tekstverbanden
Maken:
C.6 Formuleren

blz.241
opdr. 1 t/m 3

Je maakt alles in je schrift!


Slide 35 - Diapositive