4.4 theorieën en paradigma's

4.4: theorieën en paradigma's
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

4.4: theorieën en paradigma's

Slide 1 - Diapositive

  • theorie
  • open vraag
  • theorie
  • stelling
  • theorie
  • open vraag
  • koppensnellen

Slide 2 - Diapositive

criminologische theorieën
vier theorieën zullen worden behandeld:
  • gelegenheidstheorie of rationelekeuzetheorie
  • etiketteringstheorie
  • bindingstheorie
  • structureledeviantietheorie

Slide 3 - Diapositive

gelegenheidstheorie/rationelekeuzetheorie
  • Bij deze theorie(ën) wordt er bij crimineel gedrag uitgegaan van een weloverwogen (rationeel) keuze (voordelen > nadelen).

  • de criminelen handelen bewust. er zijn drie zaken die volgens de theorie(ën) de criminaliteit in een land bepalen: 
  1. potentiële daders
  2. geschikte doelwitten
  3. hoeveelheid bewaking

Slide 4 - Diapositive

etiketteringstheorie
  • Volgens deze theorie hebben mensen vooroordelen die zelfs kunnen leiden tot stereotypen. Hierdoor plakken mensen het etiket 'crimineel' op ander (groepen) mensen.
  • selffulfilling prophecy = omdat je wordt gelabeld als een crimineel ga jij je gedragen naar het opgeplakte etiket.' Je voelt je gediscrimineerd.
  • Zo'n etiket wordt door individuele mensen, groepen mensen en zelfs de samenleving als geheel geplakt.

Slide 5 - Diapositive

geef twee voorbeelden van een etiket dat de samenleving als geheel plakt op (een groep) mensen in Nederland.

Slide 6 - Question ouverte

bindingstheorie
  • Volgens deze theorie voorkomen bindingen dat mensen crimineel gedrag vertonen.
  • als je je meer met de samenleving verbonden voelt (normen en waarden), zal je niet snel crimineel gedrag vertonen. Dit heeft een 'remmende functie'. Geen sterke bindingen met de samenleving leidt tot eerder crimineel gedrag vertonen.
  • Ook voorkomen affectieve bindingen dat men crimineel gedrag vertoont. Denk hierbij aan bindingen met familie en vrienden.

Slide 7 - Diapositive

Affectieve bindingen en bindingen met de samenleving voorkomen crimineel gedrag.
😒🙁😐🙂😃

Slide 8 - Sondage

structureledeviantietheorie
  • Volgens deze theorie stelt dat de structuren in de samenleving zo zijn dat de machtigen, de rijke in het voordeel zijn.
  • De wetten zijn in hun voordeel gemaakt door hoogopgeleide mensen uit dezelfde laag.
  • Dit leidt ertoe dat hun eigen afwijkend gedrag ('deviant gedrag') niet wordt opgemerkt of mild wordt aangepakt.

Slide 9 - Diapositive

Bedenk een voorbeeld waarbij de machtige, rijke laag milder of helemaal niet wordt bestraft.

Slide 10 - Question ouverte

weektaak
opdracht 14 & 16 (p.98-99)

Slide 11 - Diapositive

4.4: theorieën en paradigma's

Slide 12 - Diapositive

  • theorie

  • weektaak

  • koppensnellen

Slide 13 - Diapositive

van theorie naar paradigma
sommige maatschappijwetenschappers:
  • De structuur van een samenleving kan betere verklaringen bieden van maatschappelijke kwesties i.p.v. kijken naar individuen.
sommige sociaal-wetenschappers:
  • Bekijk maatschappelijke kwesties door gezamenlijk gedrag van veel actoren (individuen of groepen) in kaart te brengen.

Slide 14 - Diapositive

conflict versus consensus
conflictsociologen:
  • conflict is de basis van een samenleving. bv. macroniveau: arm vs. rijk en microniveau: ouders vs. kinderen.
ordesociologen:
  • een samenleving waar een stabiele toestand (consensus, overeenstemming) is of er gestreefd wordt naar een stabiele en evenwichtige situatie. (tabel p. 79)

Slide 15 - Diapositive

rationele-actor-paradigma
  • Actoren kiezen ervoor hun eigenbelang zo veel mogelijk na te streven (nutsmaximalisatie).
  • keuzes gebaseerd op rationeel beredeneren.  
  • bv. veranderen van baan of op een andere politieke partij stemmen bij de nieuwe verkiezing.
  • afweging maken tussen de voor- en nadelen (kosten en baten).

Slide 16 - Diapositive

sociaalconstructivisme-paradigma
  • Het gedrag van mensen wordt bepaald door hoe zij de werkelijkheid zien. Mensen gedragen zich naar wat zij denken dat de waarheid is.
  • Er is een materiële wereld (maatschappelijke werkelijkheid) en een sociale wereld (sociale werkelijkheid).
  • De sociale wereld bestaat uit denkbeelden ('constructen') van mensen over de materiële wereld en die beelden ontstaan door interactie.
  • andere benaming: (symbolisch-)interactionisme-paradigma.

Slide 17 - Diapositive

functionalisme-paradigma
  • De nadruk ligt op de structuren van de samenleving gelegd en de samenleving wordt als een geheel, als een systeem beschouwd.
  • Daarbinnen zijn er subsystemen met verschillende functies.
  • Rijke mensen hebben een functie maar ook arme mensen.
  • Als dit wordt doorbroken ontstaan er verstoringen en heeft het systeem geen stabiliteit meer. 

Slide 18 - Diapositive

conflict-paradigma
  • Daar lijnrecht tegenover staat deze paradigma.
  • Ongelijkheid is de motor van de samenleving, conflicten leiden tot noodzakelijke veranderingen. De ene groep heeft meer dan de andere.
  • Er zijn geen gemeenschappelijke normen en waarden in de samenleving, en als dat wel zo is, zijn deze opgelegd door de dominante cultuur.
  • De meeste conflicten gaan over ongelijkheid tussen verschillende groepen in de samenleving. Daarbij spelen macht en bezit een belangrijke rol
  • ook wel marxistisch paradigma genoemd.

Slide 19 - Diapositive

weektaak
opdracht 14 & 16 (p.98-99)

Slide 20 - Diapositive

koppensnellen

Slide 21 - Diapositive