spelling onderwerp persoonsvorm 30 november 2023

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Welkom allemaal 

Uiteraard mag je een muziekje luisteren tijdens het maken van deze lesson up. De telefoon ruim je op want die mag je in de klas niet hebben. Nou ja, alleen in de pauzes nog. Volgend schooljaar willen ze het landelijk verbieden. Dan komt er een wet dat je geen telefoon meer in de klas
mag hebben.

Leerdoelen

Aan het einde van de les kan ik werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. 

Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm en onderwerp vinden in een zin. 

Persoonsvorm vinden 

1. vraagzin maken 

2. getal veranderen 

3. tijd veranderen 

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

• Ik-vorm 
• Ik-vorm + t  --> bij 'jij', 'u', 'hij', 'zij' en 'het'
• Hele werkwoord bij 'wij', 'jullie' en 'zij'

trucje lopen: hij loopt / hij verzendt 

Persoonsvorm verleden tijd

• Zwakke werkwoorden:
  1. -en eraf,
  2. -te/-ten of -de/-den toevoegen
• Sterke werkwoorden: lopen --> liepen 

Persoonsvorm verleden tijd

beloven 

schaatsen 

 

Voltooid deelwoord 

beloven 

schaatsen 


hij heeft het beloofd 
hij heeft geschaatst 

Aantekeningen maken 

Persoonsvorm vinden: vraagzin maken, getal en tijd veranderen. 
Persoonsvorm tegenwoordige tijd: trucje lopen 

hij loopt / hij verbrandt

Persoonsvorm verleden tijd: 't kofschip
wij maken: -en, laatste letter is een k
letter k zit in 't kofschip, dus een -t in de verleden tijd
--> wij maakten

Schrijf de antwoorden van alle dia's met vragen op een apart
blaadje! Blaadjes liggen klaar in de klas!

Schrijf de persoonsvorm op in de
tegenwoordige tijd.

1: Joris ________________ (hebben) kaartjes gemaakt.

2: Danielle ______________ (houden) van lezen.

3: Ik _______________ (vinden) lezen ook leuk.

4: Sara ___________ (meld) zich aan. 

5: Maartje ___________ (vieren) haar verjaardag vandaag.

Schrijf de persoonsvorm op in de 
verleden tijd.

1: Maartje ____________ (starten) gisteren met leren.

2: Anouk ____________ (geven) het huiswerk door aan Anke.

3: Elisa _____________ (beloven) veel aan haar moeder.

4: Iris _____________ (schrijven) lange brieven.

5: Hij _____________ (melden) zich aan. 

Schrijf het voltooid deelwoord op. 

1: Hij is gisteren ____________ (verhuizen). 
2. We hebben _____________ (appen) met zijn vrienden. 
3. Dat meisje heeft ____________ (zoenen) met hem. 
4. De jongens zijn ______________ (filmen) door onbekende mensen. 
5. We hebben ons _____________ (melden) bij de directie. 

Schrijf 5 zelf bedachte zinnen op het blaadje.

Schrijf onder de zinnen wat de persoonsvorm en wat het onderwerp is.

Schrijf twee manier hoe je de persoonsvorm in een zin kan vinden?

Wat is het onderwerp en de persoonsvorm in de volgende zin?

De man had het bospad sneeuwvrij gemaakt.

Wat is het onderwerp en de persoonsvorm in de volgende zin?


Een volgende keer los je die zin zelf maar op.

Wat is het onderwerp en de persoonsvorm in de volgende zin?

Om half twee werd haar tante van de trein gehaald.

Wat is het onderwerp en de persoonsvorm in de volgende zin?

Hoe hij dat bedacht had kon niemand navertellen.

Wat is het onderwerp en de persoonsvorm in de volgende zin?

Wie van de leerlingen weet het goede antwoord?

Wat is het onderwerp en de persoonsvorm in de volgende zin?

Zijn zus wist de deurverkoper te overtuigen.

\

Leerdoelen

Aan het einde van de les kan ik werkwoorden vervoegen in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd. 

Aan het einde van de les kan ik de persoonsvorm vinden in een zin.