bio

biologie 


Regeling en beweging 
Imke en Wiesje 21-A
1 / 51
suivant
Slide 1: Diapositive
BioSpeciaal OnderwijsMBOMiddelbare schoolLeerroute 4

Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

biologie 


Regeling en beweging 
Imke en Wiesje 21-A

Slide 1 - Diapositive

inleiding 
hormoonstelsel = de werking van hormonen, ligging + naam van de belangrijkste hormoonklieren, de werking van de belangrijkste hormonen 
zenuwstelsel  = prikkels + impulsen, zenuwen +centrale zenuwstelsel, grote hersenen + kleine hersenen + hersenstam + ruggenmerg, reflexen + bewuste reactie, bouw van het ruggenmerg, gevoelszenuwstelen +bewegingszenuwstellen + schakelcellen, grijze stof + witte stof, de invloed van alcohol en drugs 
spierstelsel en skelet = de onderdelen en werking van een spier, antagonisten, de bouw + kenmerken van beenweefsel + kraakbeenweefsel, de verschillende onderdelen van het skelet, bewegelijke en vaste beenverbindingen, de onderdelen + werking van een gewricht 

Slide 2 - Diapositive

hormoonstelsel 

Slide 3 - Diapositive

Waar zorgt het schildklierhormoon voor?
A
Groei en stofwisseling
B
Ontwikkeling en stofwisseling
C
Stofwisseling, groei en ontwikkeling
D
Stofwisseling, groei en adrenaline

Slide 4 - Quiz

Wat regelt insuline en glucagon?

Slide 5 - Question ouverte

Waar zorgt adrenaline voor?
A
Zorgt voor verlaagde hartslag
B
Haalt zuurstof weg bij de organen
C
Je krijgt een versnelde hartslag
D
Zorgt voor meer zuurstof naar de organen

Slide 6 - Quiz

Wat voor hormonen produceert de hypofyse?
A
Maakt allerlei hormonen
B
Zit in de hersenen
C
Zit in de lever
D
Stuurt groeihormonen aan

Slide 7 - Quiz

wat doet een hormonen?

Slide 8 - Question ouverte

waar zitten de hormoonklieren in het lichaam?
bijnieren
hypofyse 
schildklier
eilandjes van langerhans
in de alvleesklier
in de hersenen, op hoogte van de slaap
in de hals bij het strottenhoofd
in de buikholte op de nieren 

Slide 9 - Question de remorquage

Hoe komt er glucose in het bloed?
A
Door te bewegen
B
Via vertering van voedsel
C
Door te slapen
D
Door water te drinken

Slide 10 - Quiz

Wat zet glucose om in glycogeen als het glucose hoog is?

Slide 11 - Question ouverte

Zenuwstelsel 

Slide 12 - Diapositive

Bij welke prikkel komt het impuls in de hersenen?
A
Reflex
B
Bewuste reactie
C
Allebei
D
Geen van beide

Slide 13 - Quiz

Waar zitten zenuwen?

Slide 14 - Question ouverte

Wat zit er in het centrale zenuwstelsel?
A
Grote hersenen, kleine hersenen, ruggenmerg
B
Zenuwen, hersenstam, kleine hersenen
C
Grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam, ruggenmerg
D
Kleine hersenen, grote hersenen

Slide 15 - Quiz

Wat doen de zenuwen?
A
Ze verbinden zenuwen met organen
B
Ze verbinden zenuwen met het zenuwstelsel
C
Ze verbinden centrale zenuwstelsel met de organen
D
Niks

Slide 16 - Quiz

Waar ligt het ruggenmerg?

Slide 17 - Question ouverte

Zetten aders prikkels om in impulsen?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

Wat doet de hersenstam?
A
Verwerkt prikkels
B
Geleid impulsen van het ruggenmerg naar de kleine en grote hersenen
C
Leid iets naar de hersenen toe
D
Van uit het ruggenmerg leidt er iets naar de hersenstam

Slide 19 - Quiz

Waar zorgen de kleine hersenen voor?

Slide 20 - Question ouverte

Wat zit er aan de binnenkant van ruggenmerg?

Slide 21 - Question ouverte

Hoe heten de 3 types zenuwen van het ruggenmerg?
A
Bewegingszenuw gemengde zenuw zenuwknoop
B
Gevoelszenuw zenuwknoop oogzenuw
C
Gevoelszenuw bewegingszenuw gemengde zenuw
D
Bewegingszenuw zenuwkoop schakelzenuw

Slide 22 - Quiz

Hoe heten de 3 typen zenuwcellen?
A
Schakelcel bewegingszenuwcel gevoelszenuwcel
B
Schakelcel groeicel bewegingscel
C
Bewegingscel zenuwcel groeicel
D
Hersencel gevoelscel oogzenuw

Slide 23 - Quiz

Wat verbindt de schakelcel met elkaar?

Slide 24 - Question ouverte

Welke uitlopers heeft de gevoelszenuwcel?
A
2 langere
B
2 korte
C
1 korte
D
1 langere

Slide 25 - Quiz

Wat zit vast aan de uitloper van de bewegingszenuwcel?

Slide 26 - Question ouverte

Waar zit witte en grijze stof bij het ruggenmerg?
A
Grijze stof buitenkant witte stof aan de binnen kant
B
Grijze stof aan de binnen kan witte stof aan de buitenkant

Slide 27 - Quiz

Wat doet alcohol met je grote hersenen op lange termijnen?

Slide 28 - Question ouverte

Wat doet drugs met je hersenen op lange termijn?

Slide 29 - Question ouverte

Spierenstelsel en skelet 

Slide 30 - Diapositive

Wat gebeurd er als spiervezels samen trekken?
A
de spier wordt korter en dikker en kost energie
B
de spier wordt groter en dunner en kost energie
C
de spier word korter en dunner en kost geen energie
D
de spier word groter en dikker en kost geen energie

Slide 31 - Quiz

Wat is
nummer
17?
A
Staartbeentje
B
Bovenbeen
C
Bekken
D
Heiligbeen

Slide 32 - Quiz

Wat is
nummer
7 ?

Slide 33 - Question ouverte

Wat is
nummer
26?
A
Teenkootjes
B
Middenvoetsbeentje
C
Hielbeen
D
Voetwortelbeentjes

Slide 34 - Quiz

Wat is
nummer
13?

Slide 35 - Question ouverte

Wat is
nummer
23?
A
Onderbeen
B
Hielbeen
C
Kuitbeen
D
Scheenbeen

Slide 36 - Quiz

Wat doet een antagonist?

Slide 37 - Question ouverte

Wat zit er in een spier?
A
(Spier)schede, pees, spiervezels, spierbundels
B
(Spier) schede, pees, uitloper, spierbundel
C
Pees, spiervezel, antagonist, spierbundel
D
Spierbundel, pees, wervelkolom, (spier) schede

Slide 38 - Quiz

Wat doet een spier?

Slide 39 - Question ouverte

is een Beenweefsel is erg buigzaam?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

Waar zorgt kalkzout voor in het beenweefsel?

Slide 41 - Question ouverte

Hoe zitten de cellen in het kraakbeenweefsel?
A
In kringen
B
Alleen
C
In groepjes
D
Rond kanaaltjes

Slide 42 - Quiz

Waar komt het kraakbeenweefsel voor in het volwassen skelet?
A
Overal
B
Alleen tussen bepaalde botten
C
Op 2 botten
D
Nergens

Slide 43 - Quiz

Is er beweging mogelijk tussen de botten bij een vaste verbinding?
A
Ja
B
Nee
C
Soms

Slide 44 - Quiz

Bij welke verbinding hoort deze zin
het kraakbeen bijvoorbeeld zit tussen de wervels?
A
Beweeglijke verbinding
B
Vaste verbinding
C
Allebei
D
geen een

Slide 45 - Quiz

Welke soorten gewrichten zijn er?
A
Scharniergewricht, rolgewricht, scheengewricht
B
Scheengewricht , buiggewricht , kogelgewricht
C
Kogelgewricht, scharniergewricht, rolgewicht
D
Schedegewricht, scharniergewricht, kogelgewricht

Slide 46 - Quiz

Wat zit er in de bouw van een gewricht?
A
Gewrichtskogel, kraakbeenlaagjes, kogellaagjes
B
Gewrichtskogel, kraakbeenlaagjes, gewrichtskapsel, kapselbanden
C
Kraakbeenlaagjes, gewrichtskapsel, kapselbanden

Slide 47 - Quiz

Waar zitten de kraakbeenlaagjes bij een gewricht?

Slide 48 - Question ouverte

Hoe werkt het scharniergewricht?

Slide 49 - Question ouverte

Reflectie 
De samenwerking ging goed de ene zocht de informatie op en de ander maakte er een vraag van.  we zijn tevreden over de quiz hoe die is geworden. We hadden de vragen sneller kunnen maken dus- de tijdsplanning had beter kunnen gaan. en we hadden het logboek beter kunnen bij houden. De manier van werken vinden we fijn, omdat je samen kan werken en de quiz zelf is een fijne manier om een opdracht te maken. Tips voor ons zijn dus de tijdplanning beter maken van te voren, dus niet alles op het laatste moment.

Slide 50 - Diapositive

logboek

Slide 51 - Diapositive