verwijswoorden

Verwijswoorden
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Verwijswoorden

Slide 1 - Diapositive

Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en Sander besefte dat Sander kon gaan doen wat Sander wilde. Zou Sander eerst met Sanders beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht Sanders mobiel om Sanders vriend te appen.

Slide 2 - Diapositive

Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en Sander besefte dat Sander kon gaan doen wat Sander wilde. Zou Sander eerst met Sanders beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht Sanders mobiel om Sanders vriend te appen.

Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en hij besefte dat hij kon gaan doen wat hij wilde. Zou hij eerst met zijn beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht zijn mobiel om zijn vriend te appen.

Slide 3 - Diapositive

Maak opdr 37, blz 198
timer
5:00

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive



Opdracht: bekijk de zinnen die dadelijk op het scherm verschijnen. Vul de juiste verwijswoorden in.

Slide 6 - Diapositive

 1 In mijn agenda, … ik altijd bij me heb, houd ik al mijn afspraken bij.
  2 Guido vroeg zich af of zijn ouders … wel hadden horen thuiskomen.
  3 Mijn zusje vindt haar hartsvriendin, … in dezelfde klas zit, de allerliefste.
  4 Dat liedje ken ik wel, maar ik weet niet van wie … is.
  5 Roza heeft eindelijk een baantje gevonden … ze leuk vindt.
  6 De katten kwamen aangelopen toen … het rammelen van de brokjes in de verte hoorden.

Slide 7 - Diapositive

 1 In mijn agenda, die ik altijd bij me heb, houd ik al mijn afspraken bij.
  2 Guido vroeg zich af of zijn ouders hem wel hadden horen thuiskomen.
  3 Mijn zusje vindt haar hartsvriendin, die in dezelfde klas zit, de allerliefste.
  4 Dat liedje ken ik wel, maar ik weet niet van wie het is.
  5 Roza heeft eindelijk een baantje gevonden dat ze leuk vindt.
  6 De katten kwamen aangelopen toen ze het rammelen van de brokjes in de verte hoorden.

Slide 8 - Diapositive

Let op:

Soms verwijzen woorden ook terug naar een hele zin!

Ons voetbalteam heeft de finale van het voetbaltoernooi gewonnen. Dat vind ik een geweldige prestatie!

Waarnaar verwijst 'dat' ?

Slide 9 - Diapositive

Let op:

Soms verwijzen woorden ook terug naar een hele zin!

Ons voetbalteam heeft de finale van het voetbaltoernooi gewonnen. Dat vind ik een geweldige prestatie!

Waarnaar verwijst 'dat' ?

Slide 10 - Diapositive