Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Lezen
timer
20:00
Slide 1 - Diapositive
7.3 zinsverbanden en verwijswoorden
Slide 2 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Hoofdstuk 7.3
Uitleg zinsverbanden
Maken opdracht
Uitleg verwijswoorden
Maken huiswerk
Let op: 15 mei toets Taalverzorging H4 en H7
Slide 3 - Diapositive
Zinsverbanden
Slide 4 - Diapositive
In een tekst houden zinnen en alinea's verband met elkaar. Als dat niet zo zou zijn, zou de tekst uit allemaal losse zinnen bestaan, die geen samenhang hebben met elkaar.
Slide 5 - Diapositive
Zinsverband 1: opsomming
Ik houd van pasta en van pizza.
Ook lust ik heel graag spruitjes.
Daarnaast vind ik poffertjes erg lekker.
Slide 6 - Diapositive
Zinsverband 1: opsomming
Ik houd van pasta en van pizza.
Ook lust ik heel graag spruitjes.
Daarnaast vind ik poffertjes erg lekker.
Eén of meerdere dingen worden opgesomd. Je herkent een opsomming aan de signaalwoorden: ook, en, daarnaast, ten eerste, ten tweede, ten slotte, bovendien, tevens, maar ook, etc.
Slide 7 - Diapositive
Zinsverband 2: tegenstelling
Ik wil een nieuwe game kopen, maar ik heb geen geld. Mijn vrienden gamen nu samen online, terwijl ik mij verveel. Aan de ene kant ben ik blij dat ik nu door kan sparen voor een nieuwe Playstation, aan de andere kant had ik ook graag mee willen doen.
Slide 8 - Diapositive
Zinsverband 2: tegenstelling
Ik wil een nieuwe game kopen, maar ik heb geen geld. Mijn vrienden gamen nu samen online, terwijl ik mij verveel. Aan de ene kant ben ik blij dat ik nu door kan sparen voor een nieuwe Playstation, aan de andere kant had ik ook graag mee willen doen.
Na een uitspraak zeg je het tegenovergestelde. Signaalwoorden voor een tegenstelling zijn: echter, maar, terwijl, aan de ene kant, aan de andere kant, toch
Slide 9 - Diapositive
Zinsverband 3: reden
Ik ga vanmiddag naar het strand, want het is mooi weer. Mijn vrienden hebben daarom gevraagd of ik meega.
Slide 10 - Diapositive
Zinsverband 3: reden
Ik ga vanmiddag naar het strand, want het is mooi weer. Mijn vrienden hebben daarom gevraagd of ik meega.
Je geeft een reden. Signaalwoorden voor een reden zijn:
daarom, want, omdat, namelijk
Slide 11 - Diapositive
Maken:
opdr 16 en 17, blz 23 en 24
Slide 12 - Diapositive
Verwijswoorden
Slide 13 - Diapositive
Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en Sander besefte dat Sander kon gaan doen wat Sander wilde. Zou Sander eerst met Sanders beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht Sanders mobiel om Sanders vriend te appen.
Slide 14 - Diapositive
Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en Sander besefte dat Sander kon gaan doen wat Sander wilde. Zou Sander eerst met Sanders beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht Sanders mobiel om Sanders vriend te appen.
Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en hij besefte dat hij kon gaan doen wat hij wilde. Zou hij eerst met zijn beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht zijn mobiel om zijn vriend te appen.