H4 ET1 poëzie

WELKOM!
Wat gaan we doen vandaag?


1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

WELKOM!
Wat gaan we doen vandaag?


Slide 1 - Diapositive

POËZIE

Slide 2 - Diapositive

WAAROM POËZIE?
1. Onderdeel van het
eindexamen Nederlands
in havo en vwo.
2. Verrijking van de 
geest.
3. Poëzie is een taalspel.


Slide 3 - Diapositive

Doelen
  1. Je kunt de kenmerken van poëzie onderscheiden.
  2. Je (her)kent o.a. de volgende begrippen: (eind)rijm, alliteratie, assonantie, vers, strofe, ritme, metrum, vergelijking, metafoor, personificatie, paradox.
  3. Je weet wat het verschil is tussen een sonnet en een vrije versvorm.
  4. Je kunt literaire begrippen toepassen op een artistiek-literaire tekst.
  5. Je weet dat er verschillende soorten gedichten bestaan, elk met eigen typische eigenschappen, ritme en rijmschema.
  6. Je kunt gedichten analyseren en plaatsen in de tijd.




Slide 4 - Diapositive

Wat is poëzie?
Poëzie is een manier om met taal een indruk, een gevoel of een gebeurtenis te uiten. Het is een voorbeeld van een artistiek-literaire tekst met de nadruk op de schoonheid van de taal.

Gedichten zijn een vorm van kunst. De schrijver wil op een creatieve manier een sfeer of een gevoel weergeven aan de lezer, en doet dat met de hulp van bepaalde technieken.

Slide 5 - Diapositive

Wat zijn kenmerken van poëzie?
Waar denk je aan bij het begrip 'poëzie'?

Slide 6 - Question ouverte

Poëzie: begrippen

Slide 7 - Diapositive

Strofe:
in een lied noemt men dat een ...?

Versregel:
In een boek of verhaal noemt men dat een...?


Slide 8 - Diapositive

Een strofe bestaat uit een aantal regels:

distichon: 2 regels.
terzine: 3 regels.
kwatrijn: 4 regels.
kwintet: 5 regels 
sextet: 6 regels (ook als onderdeel sonnet)
octaaf: 8 regels (ook als onderdeel sonnet)

sonnet: 14 regels

Slide 9 - Diapositive

Sonnet
(Martinus Nijhoff, 1936)

Slide 10 - Diapositive

Wat is een vers?
A
Een versje
B
Een regel van 2 zinnen
C
Een regel in een gedicht
D
Een volzin

Slide 11 - Quiz

Wat is ook alweer een strofe?
A
Het rijmschema van een gedicht
B
Een regel in een gedicht
C
Een alinea van een gedicht
D
Het onderwerp van een gedicht

Slide 12 - Quiz

Lay-out (opmaak)
Een strofe =
  • een aantal versregels dat door een witregel gescheiden is van andere versregels;
  • vergelijkbaar met een couplet in een lied en een alinea in een tekst.
  • een strofe die wordt herhaald, heet een refrein.

Slide 13 - Diapositive

(Herman Gorter, 1890   -   Ingmar Heytze, 1999) 

Slide 14 - Diapositive

Poëzie en muziek
Muziek en poëzie zijn namelijk onlosmakelijk verbonden. Samen ontdekken we hoe!

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Vidéo

Ritme = metrum
Volgens Jay-Z moeten bepaalde rappers erkend worden als heuse dichters. Rap bevat namelijk ook verzen, strofes, meestal ook rijm én vooral veel ritme. 

Ritme = Je kan meestal een regelmaat vinden in de tekst van gedicht, net zoals een melodie in een liedje.

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

          Begrippen
Wat is eindrijm?

Slide 20 - Diapositive

Begrippen
Wat is eindrijm?
Eindrijm komt voor wanneer bepaalde verzen eindigen op dezelfde klank.
Bv. 'zee' en 'mee'.

Slide 21 - Diapositive

Begrippen
Wat is alliteratie?

Slide 22 - Diapositive

Begrippen
Wat is assonantie?

Slide 23 - Diapositive

Begrippen
Wat is assonantie?
De rijmvorm 
waarbij klinkers of 
tweeklanken worden 
herhaald.
Bijvoorbeeld: 
`bomen` en `rozen`.


Slide 24 - Diapositive

Begrippen
Wat is alliteratie?

De beginmede-
klinkers van enkele 
woorden die dicht 
bij elkaar staan 
zijn hetzelfde.
Bv. gras & groen
Bv. zicht & zee

Slide 25 - Diapositive

Vergelijking

Slide 26 - Diapositive

Metafoor
Je bent zo koppig                                                        Wat een koppige
als een ezel.                                                                    ezel!

Slide 27 - Diapositive

Vergelijking vs. Metafoor
  • Een vergelijking is een zin waarin iets expliciet wordt vergeleken met iets anders ('als', 'alsof', 'zoals' ...).

  • Een metafoor is een stijlfiguur waarbij ook gewerkt wordt met een vergelijking, maar de vergelijking wordt niet expliciet vermeld. Het woordje 'als' of 'zoals' ontbreekt namelijk.

Slide 28 - Diapositive

Vergelijking vs. Metafoor
  • Voorbeeld vergelijking:
    Ze was als een prachtige zomerdag, de rit naar het zuiden van Frankrijk was als een ware helletocht

  • Voorbeeld metafoor:
    Ze was een prachtige zomerdag, de helletocht naar het zuiden van Frankrijk

Slide 29 - Diapositive

Opdracht
  • Schrijf een eigen gedicht bij het thema thuis.
  • Je hebt een volledig vrije keuze in lengte/vorm/inhoud etc.
  • Werk het uit op een creatieve en originele manier: met  potlood/stift/verf/foto/Canva/rap/lied/toneel/film/dans etc.
  • Typ wel zeker ook een versie zodat de leesbaarheid gegarandeerd wordt.


Slide 30 - Diapositive

Instapoëzie
Ze moeten meteen (‘instantly’) begrepen kunnen worden en zijn daarom vrij kort. Er wordt vaak gespeeld met rijm, ritme en alliteraties. 

Ook het lettertype en de kleuren spelen een belangrijke rol, omdat belangrijk is hoe het eruit ziet. 

De hashtags die hiervoor het meest gebruikt worden zijn #poëzie, #instadichters, #instapoetry of #dichtersvaninstagram.

Slide 31 - Diapositive

Voorbeeld Instapoëzie: @woordschittering

Slide 32 - Diapositive

Stiftgedicht
Dit is een kort gedicht dat ontstaat door delen van een artikel of een andere tekst zwart te kleuren.

De woorden die overblijven vormen een samenhangende tekst die poëtisch is of juist geheel absurd kan zijn.

Slide 33 - Diapositive

Elfje
Dit is een gedicht met een vaste vorm. Het gedicht bevat 11 woorden:

een woord
twee woorden
drie woorden
vier woorden 
een woord

Slide 34 - Diapositive

Knipselgedicht
Knipselgedichten zijn gedichtcollages. Knip koppen uit kranten, tijdschriften en folders. Dat kunnen zinnen en losse woorden zijn. Leg de uitgeknipte woorden en zinnen naast en onder elkaar. Bedenk bij het rangschikken welk gevoel je wilt overbrengen.

Slide 35 - Diapositive

Haiku
Dit is een gedicht met een vaste vorm. 

vijf lettergrepen
zeven lettergrepen
vijf lettergrepen

Slide 36 - Diapositive

Stapelgedicht
Dit is een gedicht dat gevormd wordt met boektitels.

Leg een aantal
boektitels naast of op elkaar en zie hoe een gedicht ontstaat.

Slide 37 - Diapositive

Typografisch gedicht (figuurgedicht)
Visuele poëzie is experimenteel, speels en creatief. 

De uiterlijke vorm (typografie) speelt een belangrijke vorm. De vorm beeldt de inhoud vaak uit.

Slide 38 - Diapositive

Eens of oneens?

... een gedicht hoeft niet moeilijk te zijn
... een gedicht hoeft niet lang te zijn
... een gedicht hoeft niet te rijmen 

... er hoeven geen regels te zijn, het mág wel!

Slide 39 - Diapositive

Debatteren
Met degene die naast je zit, ben je een duo.  De één is tegen, de ander is voor een standpunt.  Jullie gaan met elkaar in discussie over een van de volgende standpunten:
1. Alles is poëzie.
2. Poëzie moet moeilijk zijn anders is het geen kunt.
3. Poëzie moet voor iedereen te begrijpen zijn.

1. Je hebt twee minuten de tijd om één argument voor of tegen het standpunt te formuleren. Schrijf deze op. 


timer
2:00

Slide 40 - Diapositive

Eens of oneens?

... een gedicht hoeft niet moeilijk te zijn
... een gedicht hoeft niet lang te zijn
... een gedicht hoeft niet te rijmen 

... er hoeven geen regels te zijn, het mág wel!

Slide 41 - Diapositive

Debatteren

2. Je gaat met elkaar in discussie: eerst is degene die voor het standpunt is, aan het woord, daarna de ander. Laat elkaar uitpraten. 
3. Luister naar de ander en noteer het argument dat je hoort. Laat elkaar uitpraten.
4. Formuleer een tegenargument dat het argument van de ander weerlegt.
5. Je vervolgt de discussie: degene die als laatste heeft gesproken (tegen het standpunt), mag beginnen.


timer
5:00

Slide 42 - Diapositive

Debatteren

4. Formuleer een tegenargument dat het argument van de ander weerlegt.
5. Je vervolgt de discussie: degene die als laatste heeft gesproken (tegen het standpunt), mag beginnen.
6. Laatste ronde: ieder mag nog één keer een argument inbrengen om de ander te overtuigen van zijn/haar gelijk.

Wie heeft er gewonnen?


timer
5:00

Slide 43 - Diapositive

Huiswerk
Bestudeer theorie poëzie
Nieuw Nederlands
blz. 201 t/m 215



Slide 44 - Diapositive

Slide 45 - Diapositive

WELKOM TERUG!

Slide 46 - Diapositive

En nu ...
Inspiratie voor je gedicht! 

Slide 47 - Diapositive