ZG4A vrijdag 15 oktober

Welkom
Ga rustig zitten,

pak alvast je boek, pen en rekenmachine
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Ga rustig zitten,

pak alvast je boek, pen en rekenmachine

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
7e uur
- examenvragen
- wat heb je allemaal geleerd?
8e uur
- Achterstanden wegwerken
- hoe gaan we te werk?
- cijfer toets H7 en H8

Slide 2 - Diapositive

Examenvragen uit 2019
Je krijgt 3 examenvragen uit 2019. De punten die ervoor kan halen staan ervoor.

Je gebruikt de bijlage die erbij hoort.

timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Afzet
Afzet is het aantal producten dat een bedrijf verkoopt.

Slide 4 - Diapositive

Omzet
afzet x de verkoopprijs

LET OP: de verkoopprijs is exclusief btw!

Omzet wordt ook wel opbrengst of verkoopwaarde genoemd.

Slide 5 - Diapositive

Nettowinst berekenen
Omzet ( Aantal verkochte producten x Verkoopprijs)

Inkoopwaarde ( Aantal verkochte producten x Inkoopprijs )

Brutowinst ( Omzet - Inkoopwaarde )

Bedrijfskosten (Loonkosten, onderhoudskosten, schoonmaakkosten, energiekosten, etc, ... )

Nettowinst ( Brutowinst - Bedrijfskosten )

Slide 6 - Diapositive

Van omzet naar nettowinst
Omzet                                              (verkoopprijs x aantal verkochte producten)
Inkoopwaarde                              (inkoopprijs x aantal verkochte producten)
-----------------    -
Brutowinst
Bedrijfskosten                              (Bijvoorbeeld: loon, huur, etc.)
-----------------     -
Nettowinst

Slide 7 - Diapositive

Restwaarde en afschrijving
Bedrijven hebben kapitaalgoederen (kassa's, kledingrekken, etc.). Die spullen gaan een tijd mee, daarna kun je ze vaak nog verkopen, dat is de restwaarde.

Kapitaalgoederen worden steeds minder waard, de waardevermindering noem je afschrijving. De formule voor afschrijving:

aanschafwaarde - restwaarde
-----------------------------------
         aantal gebruiksjaren

Slide 8 - Diapositive

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

De omzet is € 25.000, de inkoopwaarde is € 12.347. Hoeveel is de brutowinst?

Slide 10 - Question ouverte

Noem een voorbeeld van bedrijfskosten.

Slide 11 - Question ouverte

Hoe bereken je de brutowinst?
A
nettowinst - bedrijfskosten
B
omzet - inkoopprijs
C
afzet x prijs
D
bedrijfskosten - inkoopprijs

Slide 12 - Quiz

De omzet van de kledingwinkel van Tevin is
€ 35.000, de inkoopwaarde is € 15.000 en de kosten zijn € 7.500. De brutowinst is:
A
€ 20.000
B
€ 12.500
C
€ 2.500
D
€ 75.000

Slide 13 - Quiz

Joyce heeft een lampenwinkel. Haar omzet in november dit jaar is € 22.000. In dezelfde maand vorig jaar was dat € 20.000.
Wat is er veranderd aan de omzet?
A
De omzet is gestegen met € 22.000.
B
De omzet is gestegen met € 2.000.
C
De omzet is gedaald met € 2.000.
D
De omzet is gedaald met € 20.000.

Slide 14 - Quiz

Krijn is deze week tevreden over de behaalde brutowinst.
Uit welke twee delen bestaat de brutowinst?
A
inkoopwaarde & omzet
B
nettowinst & bedrijfskosten

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Vidéo

Consumentenprijs
De consumentenprijs is de prijs die jij betaalt voor een product in de winkel.

verkoopprijs + btw = consumentenprijs

Slide 17 - Diapositive

Rekenen met btw
De verkoopprijs van een jas is € 125.
De btw is 21%.

De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):
€ 125 : 100 x 121

€ 125 : 100 x 21 = € 26,25
€ 125 + € 26,25 = € 151,25

Slide 18 - Diapositive

Rekenen met btw
De consumentenprijs van een product is € 159,95.
De btw is 21%.

De verkoopprijs:
€ 159,95 : 121 x 100 = € 132,19

Slide 19 - Diapositive

Brutowinstmarge
verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstmarge

Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de verkoopprijs te berekenen. Een deel daarvan gaat op aan bedrijfskosten.

Slide 20 - Diapositive

Bedrijfskosten
Alle kosten die een ondernemer maakt om zijn bedrijf te runnen.

Slide 21 - Diapositive

Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs

Slide 22 - Quiz

Wat is btw?
A
belasting toenemende waarde
B
belasting toegevoegde waarde
C
belasting toegevoegde winkel
D
belasting tegen waarde

Slide 23 - Quiz

De consumentenprijs is de verkoopprijs exclusief btw.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

De prijs is 60 euro exclusief 9% btw.
Bereken de prijs inclusief btw.

Slide 25 - Question ouverte

De prijs is 83,49 euro inclusief 21% btw.
Bereken de prijs in euro's exclusief btw.

Slide 26 - Question ouverte

Zelfstandig werken
Heb je alles gemaakt van Hoofdstuk 1?

Ga hiermee aan de slag, het helpt je bij de toetsweektoets.

Slide 27 - Diapositive

Hoe gaan we werken?
Je krijgt kaartjes, op die kaartjes schrijf je ideeën.

Ook schrijf je op wat al goed gaat aan de lessen.

Slide 28 - Diapositive