Werkwoordsoorten

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

4.7 grammatica 

Werkwoordelijk gezegde

Naamwoordelijk gezegde

Zelfstandig werkwoord

Koppelwerkwoord 

Hulpwerkwoord 

Terugblik vorige les 

• Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde
• Koppelwerkwoorden 

Vandaag 

• Werkwoordelijk gezegde en naamwoordelijk gezegde herhalen
•  Zelfstandig werkwoord hulpwerkwoord en koppelwerkwoord 

Wat is een naamwoordelijk gezegde?

1. Hij heeft gegeten.
2. Hij heeft een zusje gekregen.
3. Hij heeft corona.
4. Hij is een vrolijke Frans.

Bij een naamwoordelijk gezegde...

1. ...is het onderwerp iets.
2. ...doet het onderwerp iets.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

gekeken.

Het werkwoordelijk gezegde

We 

hebben

vanavond

een serie 

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Het werkwoordelijk gezegde

Janneke

heeft

haar werk

goed

gedaan

Zww, hww, kww

• Zelfstandig werkwoord: heeft een duidelijke betekenis, kan in z'n eentje het gezegde zijn. Ontbijten, rennen, werken.
• Koppelwerkwoord: heeft geen duidelijke betekenis, kan nooit in z’n eentje het gezegde zijn, vormt het gezegde samen met een zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp: dit gezegde heet een naamwoordelijk gezegde (ng);• maximaal één per gezegde. Worden, zijn en blijven.
• Hulpwerkwoord:  heeft geen duidelijke betekenis, vormt het gezegde met een zelfstandig werkwoord of met een koppelwerkwoord.

Parijs IS een prachtige stad.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Mijn ouders ZIJN heel aardig geweest.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Die jongen BLIJKT een taaie.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Op Instagram STAAT een rare foto.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Later WORDT mijn broer tandarts.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Gisteren heb ik een nieuw bed GEKOCHT.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Hij ZOU graag rector gebleven zijn.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Hij zou graag rector gebleven ZIJN.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Hij zou graag rector GEBLEVEN zijn.

1. HWW
2. ZWW
3. KWW

Wij

Koppelwerkwoord

Hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord

hadden

moeten 

kunnen

lopen

hulpwerkwoord

koppelwerkwoord

Hij is bleek geworden.

Zij is een docent. 

Hij blijkt grappig te zijn.

Zij is een optimist gebleven.

De fietser werd misselijk.

Hij wil agent worden.

Koppelwerkwoord

zelfstandig werkwoord

De man is in bed

De man is blij

De vrouw blijft praten

De vrouw blijft thuis

4.7 grammatica 

Opdracht 6, 7 en 8 

Huiswerk voor vandaag was: 4.7 opdracht 1,3,4 en 5

Ben je klaar? Schrijf dan even voor jezelf op wat je moeilijk vindt van H3 en H4.