De huur die je moet betalen voor je bedrijfspand zijn ...
A
vaste kosten.
B
variabele kosten.
Slide 22 - Quiz
Jay heeft 5 armbandjes gemaakt. De productiekosten waren €6,75. Wat was de kostprijs per armbandje?
A
€ 1,35
B
€ 6,75
C
€ 1,75
D
€ 33,75
Slide 23 - Quiz
Wat is de consumentenprijs?
A
verkoopprijs zonder btw
B
verkoopprijs
C
verkoopprijs met btw
D
inkoopprijs
Slide 24 - Quiz
De consumentenprijs van een watermeloen is € 5,30 (inclusief 9% btw). Bereken de prijs exclusief btw.
Slide 25 - Question ouverte
De inkoopprijs van een bureaustoel is € 30. De brutowinstmarge is 70%. Bereken de verkoopprijs.
Slide 26 - Question ouverte
Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
natuur
B
werk
C
arbeid
D
kapitaal
Slide 27 - Quiz
Tim koopt een auto voor €28.500. De auto gaat 6 jaar mee. Hoeveel is de afschrijving per jaar?
Slide 28 - Question ouverte
De brutowinst was 80.000 euro. De bedrijfskosten (huur, loon, etc.) was 74.000 euro. Bereken de nettowinst.
Slide 29 - Question ouverte
Nick heeft een marktkraam waar hij telefoonhoesjes verkoopt. Zijn omzet is € 180.000, de brutowinst is € 81.000. Hoeveel is zijn percentage brutowinst van de omzet?
Slide 30 - Question ouverte
Noem twee manieren om de arbeidsproductiviteit te verhogen.
Slide 31 - Question ouverte
Bekijk de grafiek hiernaast. Wat is de evenwichtsprijs voor de Gazellefiets?
Slide 32 - Question ouverte
In Doetinchem zijn er 3 bloemisten. De totale afzet van rozen op Valentijnsdag is 1150 rode rozen. Roberto's Flowershop verkoopt 450 rode rozen op deze dag. Hoe groot is haar marktaandeel?
A
33%
B
39%
Slide 33 - Quiz
Plaats de vier marktvormen in volgorde van weinig tot geen concurrentie op de markt tot veel concurrentie op de markt.