Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Werkwoorden week 11
Slide 1 - Diapositive
A. Maak vraagzinnen
- lees de zin goed.
- Maak er een vraagzin van.
- Onderstreep de persoonsvorm.
Klaar? Ga naar werkwoordpaard
Slide 2 - Diapositive
B. Wie doet er iets?
- Lees de vraag.
- Zoek het antwoord in de zin bij A.
Bijvoorbeeld:
1. Wie aait de hond?
De zin bij A is: Ik aai de hond.
Dus, wie aait de hond? ik
Klaar? Werkwoordpaard
Slide 3 - Diapositive
C. Zet een lijn onder de persoonsvorm. Eerst: 1. Klaas mag een hond. Maak er een vraagzin van
Slide 4 - Question ouverte
Onderstreep in de zin
Zet nu een streep onder de persoonsvorm in zin 1.
Slide 5 - Diapositive
2. Een jaar zeurde hij om een hond. Maak er een vraagzin van.
Slide 6 - Question ouverte
Onderstreep in de zin
Zet nu een streep onder de persoonsvorm in zin 2.
Slide 7 - Diapositive
Zin 3.
Zijn moeder wilde niet.
Bedenk in je hoofd wat de vraagzin is.
Slide 8 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm in zin 3?
Slide 9 - Question ouverte
Maak opdracht C af.
Ga daarna naar werkwoordpaard.
Slide 10 - Diapositive
Opdracht D - deel 1
Onderstreep in alle zinnen de persoonsvorm.
Klaar? werkwoordpaard
Slide 11 - Diapositive
Opdracht D
We kijken na.
Slide 12 - Diapositive
Opdracht D deel 2
Zet een stippellijn onder het onderwerp.
Vraag je steeds af: wie doet er iets in de zin?
Zin 1 doen we samen --->
Slide 13 - Diapositive
1. Klaas gaat naar mevrouw Wolf. Wie gaat naar mevrouw Wolf?
Slide 14 - Question ouverte
2. Hij wil haar hond uitlaten. Wie doet er iets in de zin?
Slide 15 - Question ouverte
Maak opdracht D af.
Werk daarna nog even aan werkwoordpaard.
Al twee sterren behaald? Probeer er dan stippensterren van te maken. Al twee stippensterren? Vraag dan of je iemand kunt helpen om de sterren te behalen.