verleden tijd, regelm - onregelmatig oef.1

les-informatie    ook verleden tijd - voltooide tijd
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   aanvulling maart 2023

1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

les-informatie    ook verleden tijd - voltooide tijd
lesdoel   uitleggen / oefenen / toetsen

past bij   Nu Nederlands 1F-2F boek A / B

auteur   MB
datum   aanvulling maart 2023

Slide 1 - Diapositive

verleden tijd    
Er zijn in het Nederlands twee soorten werkwoorden:
-regelmatige werkwoorden (met vaste regel)werken, dansen
   . stam + -te(n) [stam eindigt op t k f s ch p x]
        ezelsbruggetje: 't ex-kofschip, 't ex-fokschaap, softketchup
   . stam + -de(n)           zogen, piekeren
- onregelmatige werkwoorden
   . Je moet de verleden tijd per werkwoord leren.

Slide 2 - Diapositive

persoonsvorm of voltooid deelwoord?
- de persoonsvorm heeft geen ander werkwoord nodig
bijv. 
tegenwoordige tijd   Het gebeurt niet elke dag, dat ik blij                                                                        wakker word.
verleden tijd            Het gebeurde niet elke dag , dat ik blij                                                                     wakker werd.
- het voltooid deelwoord heeft een ander werkwoord bij zich
Het is nog nooit gebeurd dat ik blij wakker geworden ben.

Slide 3 - Diapositive

vroeger: verleden tijd of voltooide tijd ?
Helaas: een kwestie van taalgevoel ...
verleden tijd
- in een tekst die een of meer gebeurtenissen beschrijft   >>>

voltooide tijd
- als het één zin is (Ik heb dat allang gedaan!)
- conclusie van een tekst in de verleden tijd                   >>>

Slide 4 - Diapositive

vroeger: verleden tijd
- in een tekst die een of meer gebeurtenissen beschrijft
Ik moest 's ochtends extra vroeg vertrekken, want er was een staking bij het OV. Ik fietste tegen de wind in naar school. Gelukkig regende het niet. Na een half uur ben ik op tijd op school aangekomen.

Slide 5 - Diapositive

vroeger: voltooide tijd
- aan het eind van een tekst (alinea)
Ik moest 's ochtends extra vroeg vertrekken, want er was een staking bij het OV. Ik fietste tegen de wind in naar school. Gelukkig regende het niet. Na een half uur gefietst te hebben, ben ik op tijd op school aangekomen.

Slide 6 - Diapositive

Wat is de correcte verleden tijd?
Hij ..... de vuile borden snel af.
timer
1:00
A
wast
B
waste
C
wastte
D
wasten

Slide 7 - Quiz

Wat is de correcte verleden tijd?
Zij ..... de bedlegerige patiënt.
timer
0:30
A
verzorgt
B
verzorgtte
C
verzorgde
D
verzorgden

Slide 8 - Quiz

Wat is de juiste verleden tijd
De stagiaires ..... koffie in voor de cliënten.
timer
0:30
A
schenkt
B
schonk
C
schenkten
D
schonken

Slide 9 - Quiz

Wat is de juiste verleden tijdsvorm?
In mijn eerste stage ..... mijn belangrijkste werkzaamheden praatjes maken met cliënten en opruimen.
timer
0:30
A
is
B
was
C
zijn
D
waren

Slide 10 - Quiz

Kies de goede verleden tijdsvorm.
Met mijn tweede stage ..... ik meer geluk dan met mijn eerste.
timer
0:30
A
had
B
heb
C
hebt
D
hadt

Slide 11 - Quiz

Kies de correcte verleden tijdsvorm.
De hongerige patiënt ..... zijn hele bord leeg.
timer
0:30
A
eet
B
at
C
heeft gegeten
D
ete

Slide 12 - Quiz

verleden tijd
De cliënt ... in de stoel te slapen.
timer
0:30
A
zit
B
zitte
C
zatt
D
zat

Slide 13 - Quiz

2x verleden tijd
Zij ... en ... toen ik binnenkwam.
timer
0:30
A
slaapt, schrikt
B
sliep, schrikt
C
sliep, schrok
D
slaapt, schrok

Slide 14 - Quiz

2 x verleden tijd
Ik ..... in het logboek dat ik de cliënt geen brood ..... geven.
timer
0:30
A
las, mocht
B
las, mag
C
lees, mocht
D
lees, mogt

Slide 15 - Quiz

verleden tijd of voltooid deelwoord?
De peuter heeft de chocola op zijn T-shirt ...
timer
0:30
A
smeert
B
smeerde
C
gehad
D
gesmeerd

Slide 16 - Quiz

verleden tijd of voltooid deelwoord?
Waar zijn de bezems ...? Ze stonden altijd in de linker kast.

timer
0:30
A
blijf
B
gebleven
C
bleven
D
geblijft

Slide 17 - Quiz

verleden tijd of voltooid deelwoord?
Ik heb lang over mijn stage gedaan, maar toch
... mijn stagebegeleider tevreden.

timer
0:30
A
doet
B
geweest
C
was
D
bent

Slide 18 - Quiz