verleden tijd, regelm - onregelmatig oef.1

verleden tijd
Er zijn in het Nederlands twee soorten werkwoorden:
- regelmatige (met een vaste regel)
   . stam + -te(n) [stam eindigt op t kf s ch p]
 ezelsbruggetje: 't kofschip, 't fokschaap, softketchup
   . stam + -de(n)
- onregelmatige
   . Je moet de verleden tijd per werkwoord leren.

1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 10 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

verleden tijd
Er zijn in het Nederlands twee soorten werkwoorden:
- regelmatige (met een vaste regel)
   . stam + -te(n) [stam eindigt op t kf s ch p]
 ezelsbruggetje: 't kofschip, 't fokschaap, softketchup
   . stam + -de(n)
- onregelmatige
   . Je moet de verleden tijd per werkwoord leren.

Slide 1 - Diapositive

Wat is de correcte verleden tijd?
Hij ..... de vuile borden snel af.
timer
2:00
A
wast
B
waste
C
wastte
D
wasten

Slide 2 - Quiz

Wat is de correcte verleden tijd?
Zij ..... de bedlegerige patiënt.
timer
2:00
A
verzorgt
B
verzorgtte
C
verzorgde
D
verzorgden

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste verleden tijd?
De stagiaires ..... koffie in voor de cliënten.
timer
2:00
A
schenkt
B
schonk
C
schenkten
D
schonken

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste verleden tijdsvorm?
In mijn eerste stage ..... mijn belangrijkste werkzaamheden praatjes maken met cliënten en opruimen.
timer
2:00
A
is
B
was
C
zijn
D
waren

Slide 5 - Quiz

Kies de goede verleden tijdsvorm.
Met mijn tweede stage ..... ik meer geluk dan met mijn eerste.
timer
2:00
A
had
B
heb
C
hebt
D
hadt

Slide 6 - Quiz

Kies de correcte verleden tijdsvorm.
De hongerige patiënt ..... zijn hele bord leeg.
timer
2:00
A
eet
B
at
C
heeft gegeten
D
ete

Slide 7 - Quiz

verleden tijd
De cliënt ... in de stoel te slapen.
timer
2:00
A
zit
B
zitte
C
zatt
D
zat

Slide 8 - Quiz

2x verleden tijd
Zij ... en ... toen ik binnenkwam.
timer
2:00
A
slaapt, schrikt
B
sliep, schrikt
C
sliep, schrok
D
slaapt, schrok

Slide 9 - Quiz

2 x verleden tijd
Ik ..... in het logboek dat ik de cliënt geen brood ..... geven.
timer
2:00
A
las, mocht
B
las, mag
C
lees, mocht
D
lees, mogt

Slide 10 - Quiz