verleden tijd, regelm - onregelmatig oef.2

verleden tijd
Er zijn in het Nederlands twee soorten werkwoorden:
- regelmatige (met een vaste regel)
   . stam + -te [stam eindigt op t kf s ch p]
 ezelsbruggetje: 't kofschip, 't fokschaap, softketchup
   . stam + -de
-onregelmatige
   . Je moet de verleden tijd per werkwoord leren.

1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
Nederlands voor anderstaligenMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

verleden tijd
Er zijn in het Nederlands twee soorten werkwoorden:
- regelmatige (met een vaste regel)
   . stam + -te [stam eindigt op t kf s ch p]
 ezelsbruggetje: 't kofschip, 't fokschaap, softketchup
   . stam + -de
-onregelmatige
   . Je moet de verleden tijd per werkwoord leren.

Slide 1 - Diapositive

Wat is de correcte verleden tijd?
Hij ..... snel na het ongeval.
timer
2:00
A
reageert
B
reageerde
C
gereageerd
D
reageerdde

Slide 2 - Quiz

Wat is de correcte verleden tijd?
Zij ..... de bedlegerige patiënt.
timer
2:00
A
wast
B
wastte
C
waste
D
wasten

Slide 3 - Quiz

Wat is de juiste verleden tijd?
De stagiaire ..... thee in voor de cliënten.
timer
2:00
A
schenkt
B
schonk
C
schenkten
D
schonken

Slide 4 - Quiz

Wat is de juiste verleden tijdsvorm?
In mijn tweede stage ..... mijn belangrijkste werkzaamheden activiteiten voor cliënten organiseren.
timer
2:00
A
is
B
was
C
zijn
D
waren

Slide 5 - Quiz

Kies de goede verleden tijdsvorm.
Met de tweede stage ..... wij meer geluk dan met mijn eerste.
timer
2:00
A
hadden
B
hebben
C
gehad
D
had

Slide 6 - Quiz

Kies de correcte verleden tijdsvorm.
De hongerige patiënten ..... hun hele bord leeg.
timer
2:00
A
eten
B
aten
C
hebben gegeten
D
aaten

Slide 7 - Quiz

verleden tijd
De cliënten ... in de stoel te slapen.
timer
2:00
A
zitten
B
zitte
C
zatten
D
zaten

Slide 8 - Quiz

verleden tijd
Zij ... en ... toen ik binnenkwam.
(dommelen - een beetje slapen)
timer
2:00
A
dommelt, schrikt
B
dommelte, schrikt
C
dommelde, schrok
D
dommelt, schrok

Slide 9 - Quiz

2 x verleden tijd
Ik ..... in het logboek dat ik de cliënt geen brood ..... geven.
timer
2:00
A
las, mocht
B
las, mag
C
lees, mocht
D
lees, mogt

Slide 10 - Quiz

verleden tijd
De oude vrouw ... mij een hand.
timer
2:00
A
geeft
B
heeft gegeven
C
gaf
D
gaft

Slide 11 - Quiz