4V_T1_BS5.1

T1 Inleiding in de biologie
BS 5 (deel 2 transport over membranen)
4V
04-10-22
D. Everaerts
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

Éléments de cette leçon

T1 Inleiding in de biologie
BS 5 (deel 2 transport over membranen)
4V
04-10-22
D. Everaerts

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen 

1. Je kunt de verschillende manieren van membraantransport beschrijven
2. Je kunt de veranderingen bij een cel in een omgeving met een afwijkende osmotische waarde verklaren
3. Je kunt de rol van receptoreiwitten in het celmembraan beschrijven

Slide 2 - Diapositive

1. Bouw celmembraan

Slide 3 - Diapositive

Fosfolipiden: hydrofiele kop (water aantrekkend) en een hydrofobe staart (waterafstotend).

Slide 4 - Diapositive

Dubbele laag fosfolipiden: erg bewegelijk.
Cholesterol moleculen: remt de beweeglijkheid

Slide 5 - Diapositive

Eiwitmoleculen: transport, receptoren, soms met een koolhydraatketen aan de buitenkant.

Slide 6 - Diapositive

Soms wordt er een koolhydraatketen aan een membraaneiwit bevestigd. Waarvoor dient deze koolhydraatketen?

Slide 7 - Question ouverte

Celmembraan: selectief permeabel/ semipermeabel
Niet alle stoffen kunnen het membraan passeren.

Slide 8 - Diapositive

2. Membraantransport

Slide 9 - Diapositive

Stoffentransport
Passief transport kost geen energie, actief transport kost energie (ATP).

Slide 10 - Diapositive

Diffusie
Kleine en vetoplosbare stoffen kunnen zonder hulp het membraan passeren.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Bijv. O2/ CO2 (longen, lichaamscellen) en testosteron (lichaamscellen).

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Geladen deeltjes, grote wateroplosbare moleculen, polaire moleculen hebben een transporteiwit nodig.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten (bijvoorbeeld glucosetransport na binding insuline).
Gefaciliteerd transport
(= passief!)

Slide 13 - Diapositive

Transport tegen de concentratiegradient in (van laag -> hoog) kost altijd energie: via een speciaal transporteiwit.
Bijv. Na+/ K+ (zenuwcellen).
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten.
Actief transport

Slide 14 - Diapositive

Gefaciliteerd transport valt onder
A
Actief transport
B
Passief transport

Slide 15 - Quiz

3. Transport via blaasjes

Slide 16 - Diapositive

Endocytose:
opnemen van grote partikels, deeltjes die het membraan niet kunnen passeren (ijzerionen, grote vetachtige stoffen).
Na binding aan een receptor.

Slide 17 - Diapositive

Fagocytose:
opnemen van bacteriën en grote deeltjes door witte bloedcellen.
Na fusie met een lysosoom kan het deeltje/ de bacterie worden afgebroken.

Slide 18 - Diapositive

Exocytose & secretie: 
Afgeven van een stof in een blaasje aan de buitenwereld van een cel.
Wordt ook gebruikt om receptoren aan de buitenkant van het membraan te krijgen.

Slide 19 - Diapositive

4. Watertransport
Water kan deels via diffusie door het celmembraan heen. Dit is echter langzaam (door de hydrofobe binnenkant van het membraan).
Snel watertransport kan via een waterkanaal (transporteiwit/aquaporines).
Het proces van watertransport over een semipermeabel membraan heet osmose.

Slide 20 - Diapositive

Osmose
Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.
Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.
Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Hypotoon/ isotoon/ hypertoon

Slide 23 - Diapositive

Dierlijke cellen
Streven naar isotone omstandigheden.

Slide 24 - Diapositive

Plantencellen

Slide 25 - Diapositive

Plantencellen
Streven naar hypertone celinhoud om druk op de celwand te houden (turgor): stevigheid

Slide 26 - Diapositive

Plantencellen
Plasmolyse: celmembraan laat los van de celwand.
Grensplasmolyse: turgor=nul maar celmembraan laat nog net niet los

Slide 27 - Diapositive

Een dierlijke cel streeft naar ... omstandigheden
A
Hypertone
B
Isotone
C
Hypotone
D
Lagetone

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Vidéo

Hoe beïnvloed warmte de diffusiesnelheid?

Slide 30 - Question ouverte

0

Slide 31 - Vidéo

Einde
Heb je alle slides/video's bekeken?
Werk dan rustig verder aan je huiswerk voor basisstof 5 en 6:
-BS 5: 50 t/m 60
-BS 6: 61 t/m 69
Belangrijk: vergeet morgen (5 oktober) je practicumschrift niet

Slide 32 - Diapositive