Formuleren H4

Lesplanning 
* 15 min. lezen 

* Terugblik: 
- Formuleren H3
- Weet je het nog? 

* Formuleren H4: Verwijzen met PSV/BZV

*  Maak opdr. 1 t/m 3 + 5
Let op!
Telefoon in de telefoonzak
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lesplanning 
* 15 min. lezen 

* Terugblik: 
- Formuleren H3
- Weet je het nog? 

* Formuleren H4: Verwijzen met PSV/BZV

*  Maak opdr. 1 t/m 3 + 5
Let op!
Telefoon in de telefoonzak

Slide 1 - Diapositive

 opdracht 2, 4 en 6  afmaken
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Weet je het nog?

Wanneer gebruik je nu die, deze, dit en dat?

Pak nu je telefoon...

Slide 3 - Diapositive

Hij, die, deze, zijn zijn verwijswoorden voor een
A
mannelijk de-woord meervoud
B
vrouwelijk de-woord enkelvoud
C
mannelijk de-woord enkelvoud
D
onzijdig het-woord enkelvoud

Slide 4 - Quiz

Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.

Slide 5 - Quiz

wat zijn verwijswoorden ?
A
de
B
deze
C
zij
D
dat

Slide 6 - Quiz

Wat is geen verwijswoord?
A
ze
B
deze
C
zeker
D
zij

Slide 7 - Quiz

Ik snap de verwijswoorden
A
heel goed
B
best goed
C
niet zo goed
D
helemaal niet

Slide 8 - Quiz

Verwijswoorden...
A
geven een verband aan in de tekst.
B
geven een eigenschap aan.
C
geven aan dat iets van iemand is.
D
verwijzen naar iets in de tekst.

Slide 9 - Quiz

Wat is geen verwijswoord?
A
Ze
B
Dit
C
Erop
D
Iemand

Slide 10 - Quiz

Lesdoel:

Je leert op de juiste manier met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden verwijzen

Slide 11 - Diapositive

Verwijswoorden
* Aanwijzende voornaamwoorden: verwijzen naar dingen

* Persoonlijke voornaamwoorden: verwijzen naar mensen

* Bezittelijke voornaamwoorden: geven aan van wie iets is

Slide 12 - Diapositive

Persoonlijk voornaamwoorden
Persoonlijk voornaamwoorden verwijzen meestal naar levende wezens:                                       
1e persoon
2e persoon
3e persoon
Enkelvoud
Ik, Me, Mij
Jij, Je, U, Je, Jou
Hij, Zij, Het, Hem, Haar
Meervoud
Wij, We, Ons
Jullie
Zij, Ze, Hen, Hun, Ze

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag!
Lees de theorie op blz. 236

- Maak opdracht:
1 t/m 3 + 5 zelfstandig







Slide 14 - Diapositive