H1 Havo 4 herhaling
1 / 26
La durée de la leçon est: 50 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Vidéo
Wat is de functie van het DNA?
Slide 3 - Question ouverte
Wat is de taak van ribosomen?
Slide 4 - Question ouverte
Waar kun je ribosomen vinden in de cel?
Slide 5 - Question ouverte
Wat gebeurd er met eiwitten in het ER?
Slide 6 - Question ouverte
Hoe worden eiwitten verplaatst van het ER naar het golgisysteem?
Slide 7 - Question ouverte
Wat is de taak van het mitochondrium?
Slide 8 - Question ouverte
Wat doet het golgisysteem met de eiwitten die afkomen van het ER?
Slide 9 - Question ouverte
Waarom hebben spiercellen veel mitochondriën?
Slide 10 - Question ouverte
Wat gebeurd er in de chloroplasten?
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Vidéo
Uit welke bouwstenen bestaat het celmembraan?
Slide 13 - Question ouverte
Welke cellen hebben een celmembraan?
A
Schimmelcellen
B
Plantencellen
C
Dierlijke cellen
D
Alle cellen
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Vidéo
In welke richting verplaatst een stof zich bij diffusie?
Slide 16 - Question ouverte
Kost diffusie energie?
Slide 17 - Question ouverte
Van welke stof vindt er diffusie plaatst bij osmose?
Slide 18 - Question ouverte
Waarom kunnen watermoleculen moeilijk door een celmembraan heen?
Slide 19 - Question ouverte
Slide 20 - Vidéo
Slide 21 - Vidéo
Hoe verplaatst het water zich bij osmose?
A
Van lage osmotische waarde naar hoge osmotische waarde
B
Van hoge osmotische waarde naar lage osmotische waarde
Slide 22 - Quiz
Als ik een bloedcel in een druppel kraanwater leg, wat gebeurd er dan met de cel?
A
De cel geeft water af en krimpt
B
De cel blijft hetzelfde want kraanwater is isotoon aan de cel
C
De cel neemt water op want kraanwater is hypotoon t.o.v. de cel en de cel barst
Slide 23 - Quiz
Als ik een bloedcel in een druppel zoutoplossing leg, wat gebeurd er dan met de cel?
A
De cel geeft water af en krimpt
B
De cel blijft hetzelfde want kraanwater is isotoon aan de cel
C
De cel neemt water op want kraanwater is hypotoon t.o.v. de cel en de cel barst
Slide 24 - Quiz
Als ik een plantencel in een druppel kraanwater leg, wat gebeurd er dan met de cel?
A
De cel geeft water af en daardoor raakt celmembraan los van celwand (Plasmolyse)
B
De cel blijft hetzelfde want de osmotische waarde van de cel is gelijk aan de osmotische waarde van het kraanwater
C
De cel neemt water op uit het kraanwater en daardoor drukt de celmembraan tegen de celwand aan (Turgor)
Slide 25 - Quiz
Als ik een plantencel in een druppel zoutoplossing leg, wat gebeurd er dan met de cel?
A
De cel geeft water af en daardoor raakt celmembraan los van celwand (Plasmolyse)
B
De cel blijft hetzelfde want de osmotische waarde van de cel is gelijk aan de osmotische waarde van het kraanwater
C
De cel neemt water op uit het kraanwater en daardoor drukt de celmembraan tegen de celwand aan (Turgor)
