I: writing and grammar les 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Howdy!

Today's Planning

Wat gaan we doen? Vandaag gaan we I: writing and grammar maken. Eerst een korte herhaal uitleg.

Waarom?  Omdat jullie het verschil gaan leren over hoe je iets zegt als iets een feit is, of als iets op dit moment gebeurt. 

Hoe? Op je telefoon. 
Hoeveel tijd?  45 minuten.
Hulp nodig? Ask three before me. 
Uitkomst? Wat doen we ermee?  We gaan het samen nakijken, dan kun je zien hoe je het hebt gedaan. 
Klaar? Dan heb ik extra werkbladen. 

Lesson goals

Aan het einde van de les weet je:

- het verschil tussen de tegenwoordige tijd (present

   simple) en de duurvorm (-ing vorm) present

   continuous.

- hoe je beide tijden goed kan gebruiken

The Present Continuous 

Gebruik:
Als iets NU gebeurt. 

Vorm:
vorm van to be  (am/is/are) + werkwoord + ing

Voorbeeld:
I am walking right now. 

The Present Simple

Gebruik:
Als iets vaak, regelmatig, soms gebeurt.
Als iets een feit is. 

Vorm:
ww +s

Voorbeeld:
He walks to school every day. 

Signaalwoorden

Hoe weet je welke tijd je moet gebruiken?
Signaalwoorden:
Vaak staan er in de zin bepaalde woorden waaraan je kan zien welke tijd je moet gebruiken, dit noemen we signaalwoorden. 

Present continuous                                             Present simple
at the moment, now,                                           Every day, usually, always, 
right now, be quiet etc.                                      sometimes, often, weekly etc. 

The Present Continuous vs. Present Simple

Tip! Kijk eerst naar het signaalwoord in de zin, zodat je weet welke tijd je moet gebruiken. 

	Present continuous	Present simple
Vorm	am/is/are + ww + ing	ww + s
Gebruik	NU	Feit of regelmaat
Signaal woorden	Now, right now, at the moment	Every day, always, regularly, sometimes

Now let's get to work!

Maak de opdrachten 58 tm 62 van i: writing and grammar op blz. 90 tm 93.

Klaar? Dan heb ik een werkblad voor je. 

Lesson goals

Aan het einde van de les weet je:

- het verschil tussen de tegenwoordige tijd (present

   simple) en de duurvorm (-ing vorm) present

   contiNUous.

- hoe je beide tijden goed kan gebruiken

End of the lesson

1. Put away your things 

2. Stay seated until the bell rings 
3. Pull in your chair

4. Get your phones
5. Bye, see you next lesson!

I: writing and grammar les 2