Rekenen H5

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Rekenen H5

Verkoopprijs

Omzet

Consumentenprijs

Brutowinst/ nettowinst

Aan het einde van deze paragraaf

1) Kan je de verkoopprijs berekenen

2) Kan je de omzet berekenen

3) Kan je de consumentenprijs berekenen

4) Kan je de brutowinst en nettowinst uitrekenen

Verkoopprijs

''Het bedrag waarvoor de winkel een product verkoopt''

Verkoopprijs

Inkoopprijs + brutowinstopslag = verkoopprijs

1) Brutowinstopslag uitrekenen met tabel

2) Brutowinstopslag plus inkoopprijs doen

Jacob verkoopt games. De inkoopprijs van een game is €35. Jacob berekent een brutowinstopslag van 60%. Bereken de verkoopprijs.

De fiets die je hebt gekregen, kostte €620. De eigenaar van de fietsenwinkel kocht dezelfde fiets voor €400 bij de groothandel. Bereken de brutowinstopslag in euro's.

Voor je kledingzaak koop je een jas in voor €55. Je rekent 75% brutowinstopslag. Wat wordt de verkoopprijs van de jas.

Percentage berekenen

Deel / geheel x 100%

Voorbeeld

De fiets die je hebt gekregen, kostte €620. De eigenaar van de fietsenwinkel kocht dezelfde fiets voor €400 bij de groothandel. Bereken de brutowinstopslag in procenten van de inkoopprijs.  

Voor je scooterhandel koop je een nieuwe scooter in voor €1.900. De verkoopprijs wordt €2.755. Bereken de brutowinstopslag als percentage van de inkoopprijs.

Aan het einde van deze paragraaf

1) Kan je de verkoopprijs berekenen

2) Kan je de omzet berekenen

3) Kan je de consumentenprijs berekenen

4) Kan je de brutowinst en nettowinst uitrekenen

Omzet

''Het totale bedrag dat een bedrijf ontvangt door de verkoop van producten''

Omzet

Afzet x verkoopprijs = omzet

In een dag verkoop je 190 ijsjes. De gemiddelde verkoopprijs per ijsje is €1,70. Bereken de omzet.

Tom heeft een fietsenzaak. Deze week verkoopt hij 33 fietsen. De gemiddelde verkoopprijs van een fiets is €690. Bereken de omzet van deze week.

Jeppe heeft een broodjeszaak. Vandaag heeft hij het volgende verkocht:
- 35 broodjes ham en kaas (€2,20 per stuk)
- 22 broodjes gezond (€3,25 per stuk)
Bereken de omzet.

Aan het einde van deze paragraaf

1) Kan je de verkoopprijs berekenen

2) Kan je de omzet berekenen

3) Kan je de consumentenprijs berekenen

4) Kan je de brutowinst en nettowinst uitrekenen

Consumentenprijs

''De prijs die de consument betaalt''

Consumentenprijs

Verkoopprijs + BTW = consumentenprijs

1) BTW uitreken met verhoudingstabel

2) Verkoopprijs plus de BTW doen

Fietsenhandelaar De Wit heeft een nieuwe mountainbike in de winkel staan. De prijs exclusief BTW is €620, de BTW is 21%. Bereken de consumentenprijs van deze mountainbike.

De verkoopprijs van boeken is gemiddeld €16,50. De BTW is 9%. Bereken de consumentenprijs.

Aan het einde van deze paragraaf

1) Kan je de verkoopprijs berekenen

2) Kan je de omzet berekenen

3) Kan je de consumentenprijs berekenen

4) Kan je de brutowinst en nettowinst uitrekenen

Brutowinst

''Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde''

Brutowinst

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst

Met de verkoop van computergames heb je een omzet van €5.320 behaald. De inkoopwaarde was €2.590. Bereken de brutowinst.

Nettowinst

''De winst die uiteindelijk overblijft nadat alle kosten betaald zijn''

Nettowinst

Brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst

Met je koffiebar behaalde je deze maand een brutowinst van €23.590. De bedrijfskosten waren in deze periode €14.730. Bereken de nettowinst.

In de boerderijwinkel van je oom en tante bedroeg de brutowinst deze maand €9.456. De nettowinst was €4.679. Bereken de bedrijfskosten.

Aan het einde van deze paragraaf

1) Kan je de verkoopprijs berekenen

2) Kan je de omzet berekenen

3) Kan je de consumentenprijs berekenen

4) Kan je de brutowinst en nettowinst uitrekenen