3.3 Alles wat leeft van groot naar klein

les 3 Alles wat leeft van groot naar klein

Leerdoelen:
Je kent de onderdelen van het ordeningssysteem van Linnaeus, in de juiste volgorde
Je kunt met behulp van een determinatietabel zelf een organisme ordenen
Je weet op basis van welke verschillen de indeling binnen de verschillende onderdelen is gemaakt, zoals:
de domeinen zijn ingedeeld op basis van de aanwezigheid van een celkern
de rijken zijn ingedeeld op basis van wat er allemaal in cellen zit


1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

les 3 Alles wat leeft van groot naar klein

Leerdoelen:
Je kent de onderdelen van het ordeningssysteem van Linnaeus, in de juiste volgorde
Je kunt met behulp van een determinatietabel zelf een organisme ordenen
Je weet op basis van welke verschillen de indeling binnen de verschillende onderdelen is gemaakt, zoals:
de domeinen zijn ingedeeld op basis van de aanwezigheid van een celkern
de rijken zijn ingedeeld op basis van wat er allemaal in cellen zit


Slide 1 - Diapositive

Ordenen van soorten
Soorten zijn geordend op basis van een systeem dat een paar honderd jaar geleden is bedacht door de bioloog Linnaeus.


Het ordeningssysteem begint met de domeinen.
Daarna komen de vier rijken.
De rijken zijn onderverdeeld in hoofdafdelingen of stammen.
Iedere hoofdafdeling is onderverdeeld in klassen.
Klassen zijn onderverdeeld in orden.
Een orde is onderverdeeld in families.
Een familie is onderverdeeld in geslachten.
En een geslacht is onderverdeeld in soorten.

Slide 2 - Diapositive

Domeinen
De indeling van alle organismen wordt gedaan op basis van hoe de cellen eruit zien. De allereerste indeling is op basis van de aanwezigheid van een celkern. Deze indeling gebeurt in de domeinen.
De drie domeinen die bestaan zijn de bacteriën, de archaea en de eukaryoten.
Als er geen celkern aanwezig is in de cellen, worden de organismen prokaryoten genoemd. Dat zijn de bacteriën en de archaea. Het woord 'prokaryoot' komt van 'pro = voor' en 'karyoot = kern'. Prokaryoten bestonden al vóórdat de celkern bestond.
Als er wel een celkern aanwezig is in de cellen, worden de organismen eukaryoten genoemd. 


Slide 3 - Diapositive

Rijken
Rijken worden onderverdeeld op wat er allemaal in de cellen zit: cel kenmerken. Er zijn in totaal vier rijken.
Er bestaan binnen het domein van de eukaryoten drie rijken. Dat zijn de schimmels, de planten en de dieren.
Het domein van de bacteriën is ook een eigen rijk. 

Slide 4 - Diapositive

Celkenmerken van de 4 rijken.

Je weet welke 4 rijken we onderscheiden. De verdeling is gedaan op basis van hun celkenmerken. Het is belangrijk dat jij weet welke celkenmerken typisch zijn voor bijvoorbeeld het plantenrijk.
Zoek op internet naar een schematische weergave van deze 4 cellen door de volgende zoekterm te gebruiken: celkenmerken 4 rijken.
Maak vervolgens vier tekeningen op papier. Teken volgens onderstaand schema de volgende cellen:
Tekening 1: Een plantaardige cel
Tekening 2: Een dierlijke cel
Tekening 3: Een cel van een schimmel
Tekening 4: Een cel van een bacterie 



Slide 5 - Diapositive

Plantencel
Bacterie
Dierlijke cel

Slide 6 - Diapositive

Lees af of je schematisch of natuurgetrouw moet tekenen.
Lees af welke onderdelen van de cel je moet benoemen in de cel.
 

Slide 7 - Diapositive

Het rijk van de dieren
Een rijk wordt verder ingedeeld in stammen.
Het dierenrijk bestaat uit ongeveer 25 stammen. Deze hoef je gelukkig niet allemaal uit je hoofd te leren. Enkele stammen die jij wel gaat uitwerken zijn de sponzen, neteldieren, weekdieren, geleedpotigen, stekelhuidigen, gewervelden en wormen.
Verdere indelingen worden gemaakt op eigenschappen zoals symmetrie en skelet.

Slide 8 - Diapositive

Neem bovenstaande over en vul in...

Slide 9 - Diapositive

Indelen op symmetrie
Sommige dieren zijn niet symmetrisch.
Dieren die wel symmetrisch zijn, zijn tweezijdig symmetrisch (één symmetrieas) of veelzijdig symmetrisch (meerdere symmetrieassen).

Slide 10 - Diapositive

Je kunt het dierenrijk verdelen in dieren zonder skelet, zoals wormen en holtedieren, en dieren met skelet, zoals insecten en mensen.
Dieren met skelet zijn weer te verdelen in dieren met een inwendig skelet en dieren met een uitwendig skelet.
Indeling op skelet

Slide 11 - Diapositive

Dieren zonder skelet
Sommige dieren hebben geen skelet. Ze krijgen hun stevigheid op een andere manier.


Kwallen
Een kwal wordt ondersteund door het water waarin hij rondzwemt. Hij beweegt zich voort door zich af te zetten tegen het water. Hij doet dat door met zijn spieren water weg te persen.
Wil je meer weten over kwallen in Nederland? Kijk dan dit filmpje:






Slide 12 - Diapositive

Indelen op skelet
Dieren met een inwendig skelet

Slide 13 - Diapositive

Dieren met een inwendig skelet behoren tot de stam gewervelden. De naam van deze stam geeft al prijs dat alle soorten in deze stam ‘gewerveld’ zijn.

 
De gewervelden zijn onder te verdelen in vijf klassen: de vissen, de vogels, de zoogdieren, de reptielen en de amfibieën.

Bij het indelen van de gewervelde letten we op vier kenmerken:
- De manier van ademhalen;
- De huidbedekking;
- De manier van voortplanten;
- De leefomgeving

Slide 14 - Diapositive

Een dier kan op verschillende manieren ademhalen, namelijk met de huid, met de longen of met kieuwen.

De huid kan weer bedekt zijn met schubben, haren, slijm of veren.

Een dier kan zich voortplanten met eieren of zonder eieren. De eieren kunnen een kalkschaal hebben, een leerachtige schaal of helemaal geen schaal. De dieren die zich voortplanten zonder eieren noemen we levendbarend.

Sommige dieren leven op het land, andere in het water of in de lucht.





Slide 15 - Diapositive

Begrippenlijst maken

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive