Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Rekenen
Redactiesommen deel 2
Slide 1 - Diapositive
Gebruik kladpapier
Schrijf bij alle open vragen
alleen de uitkomst op.
De berekeningen maak je op het kladpapier.
Slide 2 - Diapositive
Eline maakt een fietsreis van 1344 km. Per dag fietst ze 32 km. Hoeveel dagen moet ze fietsen? ... dagen
Slide 3 - Question ouverte
Aan het eind van het jaar blijkt dat er 480000 mensen over een autoweg zijn gereden. Hoeveel mensen zijn dat per maand?
Slide 4 - Question ouverte
Pien verkoopt 4999 tulpen. Ze maakt bosjes van 10. Hoeveel losse bloemen houdt ze nog over?
Slide 5 - Question ouverte
Het lukte Sara om 998 keer te springen met springtouwen. Haar vriendin Fay sprong 3 keer zo vaak. Hoe vaak sprong Fay? ... keer
Slide 6 - Question ouverte
Hoeveel maanden is 8 jaar? ... maanden
Slide 7 - Question ouverte
Louise gaat koekjes bakken. Om 8 koekjes te bakken heb je 3 schepjes suiker nodig. Louise wilt 40 koekjes bakken. Hoeveel schepjes suiker heeft ze nodig? ... schepjes suiker
Slide 8 - Question ouverte
Welk getal ligt precies tussen 46,3 en 46,4?
A
46,30
B
46,35
C
46,355
D
46,39
Slide 9 - Quiz
Op de weegschaal staat 2,367 kg. Hoeveel gram is dit? ... gram
Slide 10 - Question ouverte
Hoeveel gram is 1 kilo, 1 pond en 2 ons samen?
Slide 11 - Question ouverte
Hoeveel liter is 1 dm3?
Slide 12 - Question ouverte
Michael koopt 15 cd's van 20 euro per stuk. Wat moet Michael betalen?
Slide 13 - Question ouverte
In een bos staan 500 dennen, 1.012 berken en nog 1.502 kastanjes. De helft van de bomen wordt gekapt. Hoeveel zijn dat er?
Slide 14 - Question ouverte
De schuur van Keano moet nieuwe planken. Er kunnen 23 planken op een rij. Er zijn 7 rijen. Hoeveel planken moet hij bestellen?
Slide 15 - Question ouverte
Om 5 voor half 8 's avonds gaat Mick naar het dorpsplein om te skaten. Om 21:10 uur moet hij weer thuis zijn. Hoeveel minuten mag hij wegblijven? ... minuten
Slide 16 - Question ouverte
Welk getal is meer dan: 10,470
A
9,9000
B
10,1025
C
10,5
D
10,3999
Slide 17 - Quiz
Welk getal is meer dan? 1,5
A
1,101
B
1,06
C
1,51
D
1,399
Slide 18 - Quiz
Hoeveel meter is een hectometer?
A
10 meter
B
100 meter
C
1 meter
D
1000 meter
Slide 19 - Quiz
Hoeveel mm gaan er in een 1 dm?
A
100 mm
B
10 mm
C
1000 mm
D
10.000 mm
Slide 20 - Quiz
Hoeveel meter is een decameter?
A
1 meter
B
100 meter
C
10 meter
D
1000 meter
Slide 21 - Quiz
Ik ga schilderen. Mijn muur is 3 meter hoog en 5 meter lang. Welke pot verf moet ik kopen?
A
18 m2
B
10 m2
C
20 m2
D
14 m2
Slide 22 - Quiz
3 van de 15 leerlingen zijn afwezig. Hoeveel % is dat?
A
10%
B
20%
C
30%
D
40%
Slide 23 - Quiz
Hoe schrijf ik ...... in een kommagetal?
1001
A
0,1
B
0,01
C
0,001
D
0,0001
Slide 24 - Quiz
Hoe schrijf ik ..... in een kommagetal?
101
A
0,1
B
0,01
C
0,001
D
0,0001
Slide 25 - Quiz
Ik wil vloerbedekking laten leggen. Mijn vloer is 5 meter breed en 11 meter lang. Het tapijt dat ik wil kopen is 5 meter kamerbreed. Hoeveel meter moet ik kopen?
A
10
B
11
C
55
D
5
Slide 26 - Quiz
Ik woon 45 km van mijn werk. 5 dagen per week ga ik met de auto naar mijn werk. Hoeveel km rijd ik in een week?