Klas 2A Feiten meningen en argumenten

Lesdoel 13 juni:
Je kunt in eigen woorden het verschil uitleggen tussen standpunten (meningen) en feiten. Je weet wat argumenten zijn en hoe je deze kunt herkennen in een tekst.
+Je kunt tekstverbanden herkennen met behulp van signaalwoorden.
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel 13 juni:
Je kunt in eigen woorden het verschil uitleggen tussen standpunten (meningen) en feiten. Je weet wat argumenten zijn en hoe je deze kunt herkennen in een tekst.
+Je kunt tekstverbanden herkennen met behulp van signaalwoorden.

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn ook alweer signaalwoorden?
A
Ze geven een signaal, zodat je weet waar je gebleven bent met lezen.
B
Ze geven aan wat voor soort tekst het is.
C
Ze geven aan met welk tekstverband je te maken hebt.
D
Ze geven aan voor welk publiek de schrijver de tekst heeft geschreven.

Slide 2 - Quiz

Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam. Feit of mening, leg uit!

Slide 3 - Question ouverte

Wat is een mening (standpunt)?
A
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee eens.
B
Wat iemand ergens van vindt. Controleerbaar. Je bent het ermee oneens.
C
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er eens of oneens mee zijn.
D
Wat iemand ergens van vindt. Niet controleerbaar. Je kunt er niets van zeggen.

Slide 4 - Quiz

Je zou je nieuwe schoenen aan moeten doen. Die staan je heel leuk.
Mening of feit? Leg uit!

Slide 5 - Question ouverte

Wat is een feit?
A
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Controleerbaar.
B
Een uitspraak over iets wat waar of niet waar is. Niet controleerbaar.

Slide 6 - Quiz

Standpunt/mening:
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. Een mening herken je soms aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, naar mijn mening, etc.

Slide 7 - Diapositive

Je zou een nieuw overhemd moeten kopen. Je oude overhemden zijn helemaal vaal. Mening of feit - leg uit!

Slide 8 - Question ouverte

Een feit is controleerbaar en altijd waar. Klopt dit?
A
Nee
B
Ja
C
Deels

Slide 9 - Quiz

Wat is een argument (reden)?
A
Een uitleg waarmee je een feit verdedigt.
B
Een uitleg waarmee je een mening verdedigt.
C
Een uitleg waarmee je een reden verdedigt.
D
Iets wat je moet controleren.

Slide 10 - Quiz

ARGUMENT (REDEN)

- Een argument is een uitleg waarmee je een mening verdedigt.

- Signaalwoorden: want, namelijk, omdat, immers...



Voorbeeld van een argument (reden):

Ik vind het goed dat jongeren kleedgeld krijgen (mening), want dan leren zij met geld omgaan (argument).

Slide 11 - Diapositive

Welke signaalwoorden kun je tegen komen bij een redengevend tekstverband?

Slide 12 - Question ouverte

Bedenk zelf argumenten bij deze mening: "Ik vind het goed dat Oekraïners tijdelijk opgevangen worden in Nederland."

Slide 13 - Question ouverte

Wanneer maak je gebruik van argumenten?

Slide 14 - Question ouverte

Obsessief met uiterlijk, bewegen en gezonde voeding bezig zijn, is uiteindelijk ongezond, aldus mevr. De Boer.
Feit of mening?
A
Mening
B
Feit

Slide 15 - Quiz

Leg in eigen woorden uit wat feiten, meningen en argumenten zijn.

Slide 16 - Question ouverte