voeding hoe maak je het familiebox

18. een ander woord voor E-nummer is
A
additieven
B
antioxidanten
C
smaakversterkkers
D
conserveermiddelen
1 / 16
suivant
Slide 1: Quiz
StudielessenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

18. een ander woord voor E-nummer is
A
additieven
B
antioxidanten
C
smaakversterkkers
D
conserveermiddelen

Slide 1 - Quiz


Additieven zijn
A
toevoegingen
B
verwijzingen
C
beperkingen

Slide 2 - Quiz

Je koop een pot jam van 200 gram. Je meet het suikergehalte. De refractometer geeft 61° Brix aan. Hoeveel suiker zit er in de pot?
A
61 gram
B
122 gram
C
Dat kun je niet weten

Slide 3 - Quiz

Wat moet er altijd op een etiket staan?
A
t.h.t. datum
B
allergenen
C
ingrediëntenlijst
D
A, B en C zijn allemaal goed.

Slide 4 - Quiz

Waar staat er een voedingswaardetabel op het etiket?
A
Het moet nou eenmaal van de wet
B
De fabrikant kan bijhouden of elk product gelijk is
C
De consument inlichten over wat ze consumeren
D
De consument misleiden

Slide 5 - Quiz

Kruis aan wat er verplicht op een etiket moet staan.
A
Ingrediënten
B
Naam en adres van de producent
C
Hoeveelheid
D
Houdbaarheidsdatum

Slide 6 - Quiz

Wat betekent THT op etiketten?
A
tenminste halen tot
B
tenminste hopen tot
C
tenminste houdbaar tot
D
tenminste houden tot

Slide 7 - Quiz

Waarom is het belangrijk dat de allergenen op het etiket vermeld staan
A
Dat is verplicht volgens het Voedingscentrum
B
Dat is belangrijk voor mensen met een allergie
C
Dat heeft de overheid bepaald

Slide 8 - Quiz

Welk onderdeel hoeft er niet op een etiket te staan?
A
Allergenen
B
Voedingswaarde vermelding
C
De naam van het product
D
de inkoopprijs voor de producent

Slide 9 - Quiz

Voedingsmiddel of voedingsstof?
Vetten
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 10 - Quiz

Voedingsmiddel of voedingsstof?
Boterham
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 11 - Quiz

Melk is een
A
Voedingsmiddel
B
Voedingsstof

Slide 12 - Quiz

Bananen zijn heel gezond en zijn een
A
Voedingsstof
B
Voedingsmiddel

Slide 13 - Quiz

Je hebt rijst gekookt. De helft verwerk je in een product. De rest bewaar je.

Wat zet je op de codeersticker?
A
De kooktijd van de rijst
B
De datum waarop je de rijst hebt gemaakt
C
De voedingsstoffen in de rijst

Slide 14 - Quiz

Wat is een track en trace code?
A
Een code om te zien waar het product vandaan komt
B
Een code op voedingsetiket
C
Een telefoonnummer van een leuk meisje

Slide 15 - Quiz

Wat is een voedingsstof?
A
Alles wat je eet of drinkt
B
alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel
C
Alle bruikbare stoffen uit voedingsmiddelen

Slide 16 - Quiz