Instaptest werkwoordspelling (klas 1)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Instaptest werkwoordspelling

Wat weet je nog?

Welke werkwoordsvorm(-en) ken je nog?

Werkwoordsvormen

Lees, voordat je de test maakt, deze informatie nog even goed door!

Dit zijn de werkwoordsvormen: 

- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

- voltooid deelwoord (volt. dw)

- onvoltooid deelwoord (onvolt. dw)

- Infinitief (inf) --> hele werkwoord

- Gebiedende wijs (gw)

(- Bijvoeglijk naamwoord (bn))

Vorige week (aanvaarden) Joep Anna’s excuses niet.

1. aanvaard
2. aanvaardt
3. aanvaard
4. aanvaardde

Wie (houden) jij voor de gek?

1. houd
2. houdt

(Fluiten) liep Joris over straat.

1. Fluitent
2. Fluitend
3. Gefloten

(Worden) toch eens volwassen!

1. Word
2. Wordt
3. Wort

De brief (worden) opnieuw gelezen.

1. word
2. wordt
3. wort

(Vinden) je zus ook dat je moet gaan?

1. Vind
2. Vindt
3. Vint

Het is al voor de tiende keer (gebeuren).

1. gebeurt
2. gebeurd

Hij (lachen) mij gisteren vierkant uit.

1. lachte
2. lachtte
3. lachten
4. lachtten

De (stelen) auto werd de volgende dag teruggevonden.

1. gestole
2. gestolen
3. stelende

Vorige maand (wachten) de slachtoffers tevergeefs op de politie.

1. wachte
2. wachtte
3. wachten
4. wachtten

Jammer genoeg (gebeuren) dat wel eens en dat vind ik jammer.

1. gebeurt
2. gebeurd
3. gebeurdt

Janne is (verhuizen) naar Groningen.

1. verhuist
2. verhuisd

Vanwege een storing (rijden) de trein vandaag niet verder.

1. rijd
2. rijdt

De (vermelden) datum bleek niet juist.

1. vermelde
2. vermeldde

Ik (vermoeden) van wel.

1. vermoed
2. vermoedt

De bezorger (overhandigen) mij gisteren een prachtig boeket.

1. overhandigt
2. overhandigd
3. overhandigde
4. overhandigdde

Wij hebben de hele avond (dansen).

1. gedanst
2. gedansd

De docent heeft dat (beloven).

1. belooft
2. beloofd

Jij (voeden) jouw kinderen heel vrij op.

1. voed
2. voedt

Amor (richten) zijn pijlen tien jaar geleden op Paul en Annet.

1. richte
2. richtte

De (verwachten) woedeaanval bleef uit.

1. verwachte
2. verwachtte

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

Zij gaan volgende week VISSEN op de Noordzee.

1. persoonsvorm verleden tijd
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. gebiedende wijs

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

Karel en Hans hebben alvast online INGECHECKT voor hun vlucht naar Zuid-Afrika.

1. persoonsvorm verleden tijd
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. gebiedende wijs

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

RUIM nu onmiddellijk je kamer eens op!

1. persoonsvorm verleden tijd
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. gebiedende wijs

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

DANSEND liep het vrolijke kind door de straat.

1. persoonsvorm verleden tijd
2. voltooid deelwoord
3. onvoltooid deelwoord
4. bijvoeglijk naamwoord

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

De VERBRANDE huizen zijn volledig verwoest.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. voltooid deelwoord
3. infintief
4. onvoltooid deelwoord

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

De gehaaste jongen RACETE met zijn fiets zo snel mogelijk naar huis.

1. persoonsvorm verleden tijd
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. persoonsvorm tegenwoordige tijd

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

Ik heb me zeer VERBAASD over jouw gedrag.

1. persoonsvorm verleden tijd
2. voltooid deelwoord
3. persoonsvorm tegenwoordige tijd
4. bijvoeglijk naamwoord

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

Wat GEBEURT er met de afgedankte kleding?

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. voltooid deelwoord
3. persoonsvorm verleden tijd
4. bijvoeglijk naamwoord

Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?

MELD jij de docent dat zij zich overal mee bemoeit?

1. persoonsvorm tegenwoordige tijd
2. voltooid deelwoord
3. infinitief
4. gebiedende wijs

Hoe ging de test?

Heel goed!

Nou, wel redelijk...

Ik weet het niet.

Het ging niet zo goed.

Het ging gewoon slecht.