Les 2 grammatica SE

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Grammatica

- terugkijken op de vorige les 

- werken aan de opdrachten

eerst gezamenlijk

daarna zelfstandig

- tijd over?

lezen of werken aan fictie

Voorkennis ophalen

per vraag krijg je maar beperkt de tijd om te antwoorden

zorg ervoor dat je ingelogd bent in LessonUp

Hoe vind je de persoonsvorm?

1. wie of wat + pv?
2. de zin vragend maken
3. de zin in een andere tijd zetten
4. de volgorde van de zin veranderen

Hoe vind je het onderwerp?

1. wie of wat + pv?
2. de zin in een andere tijd zetten
3. Met wie + pv?
4. de zin veranderen van aantal

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde? En waar moet je nog meer opletten?

Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Welke vraag moet je stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?

Welke vraag / vragen kun je stellen om een bijwoordelijke bepaling te vinden?

1. waar? met wie?
2. wanneer? waarmee?
3. waarom? hoe?
4. A + B + C

Aan de slag

Zinsdelen

Zinnen bestaan uit groepjes woorden die bij elkaar horen: zinsdelen. De zin ‘’De buurman schreeuwt de hele dag’ bestaat uit drie zinsdelen: (1) de buurman, (2) schreeuwt en (3) de hele dag. Om de zinsdelen te vinden moet je eerst de persoonsvorm zoeken.

Zo vind je de zinsdelen

Als je wilt weten of woorden samen een zinsdeel vormen, verander dan een paar keer de volgorde van de zin. Woorden die altijd in dezelfde volgorde naast elkaar blijven staan, vormen samen een zinsdeel.

Persoonsvorm

In elke zin staan werkwoorden. Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm (pv).

Een werkwoord noemen we de persoonsvorm als die in een zin aangeeft:

a. de tijd (tegenwoordige of verleden tijd) :        ik slaap - sliep

b. het getal (enkelvoud of meervoud) :               zij slaapt - zij slapen

Wat zijn de persoonsvormen in de eerste drie zinnen?
Onderstreep deze in jouw boekje opdracht 2 blz 7.

1. gaat, brengt terug, logeren
2. Sylvia, brengt, het hondje van de buren
3. gaat, brengt, moet
4. Sylvia, de fiets, moet

Wat is de persoonsvorm in de zin:
'Wie van jullie had mijn etui gisteren meegenomen?'

Welke volgorde van de onderstaande zinnen is ook goed?

1. Sylvia gaat morgen naar de nieuwe bioscoop.
2. Gaat Sylvia morgen naar de bioscoop?
3. Morgen gaat Sylvia met haar vriendinnen naar de bioscoop.
4. Naar de bioscoop gaat morgen Sylvia.

Maak de volgende zinnen ook!

4 minuten

3a. Hoe vind je de persoonsvorm?

3b. 1. Let op & geef antwoord

Waarom stond dat meisje op de hoek van het Venedi te wachten?

3b. 1. Let op & geef antwoord

Waarom stond dat meisje op de hoek van het Venedi te wachten?

3b. 2. Let op & geef antwoord

De chirurg van het AMC heeft gisteren het meisje gered.

3b. 2. Let op & geef antwoord

De chirurg van het AMC heeft gisteren het meisje gered.

3b. 3. Let op & geef antwoord.

De ouders van de voetballers kwamen de vermoeide spelers ophalen.

3b. 3. Let op & geef antwoord.

De ouders van de voetballers kwamen de vermoeide spelers ophalen.

3b. 4. Let op & geef antwoord. 

Een jonge zwaan werd zaterdagochtend door de dierenarts gered.

3b. 4. Let op & geef antwoord. 

Een jonge zwaan werd zaterdagochtend door de dierenarts gered.

3b. 5. Let op & geef antwoord. 

Vind jij dit ook lastig?

3b. 5. Let op & geef antwoord. 

Vind jij dit ook lastig?

Wat heb je geleerd?

Waar heb je nog moeite mee?

Aan de slag

Huiswerk 

Onderwerp

Theorie lezen en opdracht 4A + AB maken.

Werkwoordelijke gezegde 

Theorie goed lezen en opdracht 5A + 5B maken.

Diagnostische toets maken