begrippen toets hst 5 en 6

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

begrippenquizz hst 5 en 6

Variabele kosten:

1. zijn niet afhankelijk van productieomvang
2. wel afhankelijk productieomvang
3. soms afhankelijk van productieomvang

Inkoopwaarde =

1. afzet x verkoopprijs
2. afzet x consumentenprijs
3. afzet x inkoopprijs
4. omzet : afzet

De Algemene wet gelijke behandeling verbied onderscheid op

1. afkomst
2. geslacht, leeftijd
3. religie
4. A, B en C zijn allen juist

Welke uitspraak over het minimumloon is juist? Het minimumloon is:

1. het laagste loon in een bedrijf.
2. het loon dat je minimaal moet ontvangen als je werkt.
3. .het loon na belastingen en premies
4. een ander woord voor de bijstand.

wat zijn arbeidsmotieven?

1. het werk bij bedrijven is verdeeld in verschillende banen.
2. manieren om werk te doen.
3. redenen om te willen werken.
4. redenen waarom je moet werken.

Wat is geen productiesector

1. Primaire sector
2. Quartaire sector
3. Agrarische sector
4. Tertiaire sector

Wat staat er in een CAO?

1. Gezamenlijke afspraken in een bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden
2. Gezamenlijke protestdagen voor in geval van nood
3. De plichten van werknemers en werkgevers
4. De werktijden

Er zijn 4 productiefactoren. Welk antwoord is geen productiefactor

1. Kapitaal
2. Wetenschap
3. Arbeid
4. Natuur

De verkoopprijs is de verkoopprijs zonder btw.

1. Juist
2. Onjuist

Wat is geschoold werk?

1. opzegtermijn
2. werk waar voor geen opleiding nodig is
3. werk waarvoor een opleiding nodig is
4. proeftijd

Wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)?

1. Bij het ondernemen rekening houden met de maatschappij.
2. Bij het ondernemen rekening houden met de natuur.
3. Bij het ondernemen rekening houden met de ondernemer.
4. Bij het ondernemen rekening houden met de natuur, mens en maatschappij.

Wat is de consumentenprijs?

1. verkoopprijs zonder btw
2. verkoopprijs
3. verkoopprijs met btw
4. inkoopprijs

Arbeidsparticipatie is

1. Het percentage van de mensen die werkt
2. Het aandeel die mensen hebben in bedrijven
3. De hoeveelheid mensen die vrijwilligerswerk doen
4. Het percentage dat tot de beroepsbevolking behoort

Seizoenswerkloosheid is?

1. Door andere seizoenen harder te werken krijg je nu vakantie.
2. Door personeelsoverschot moet iedereen een seizoen in de WW.
3. Het werk is gebonden aan een seizoen, daarbuiten is geen/weinig werk.
4. Bestaat niet.

Werkloosheid die het gevolg is van een daling van de vraag naar goederen en diensten door vermindering van koopkracht

1. Conjucturele werkloosheid
2. Frictiewerkloosheid
3. Regionale werkloosheid
4. Structurele werkloosheid

Wat is regionale werkloosheid?

1. Werkloosheid die niet bekend is bij UWV.
2. Werkloosheid die in een bepaald seizoen hoger is.
3. Werkloosheid die in bepaalde gebieden hoger is.
4. Dat er geen werk is voor bepaalde opleidingen.

Wat is arbeidsverdeling?

1. De verdeling van alle werkende mensen over de bedrijfstakken.
2. De verdeling van taken die één persoon moet doen op zijn werk.
3. Al het werk bij bedrijven is verdeeld in verschillende banen.
4. De verdeling van taken door je chef of baas.

Toegevoegde waarde is

1. De belasting die je moet betalen wanneer je producten koopt
2. Het verschil in prijs van een product bij verschillende winkels
3. De waarde die bedrijven door hun productie toevoegen aan een product.

Arbeidsproductiviteit

1. De productie per machine in een bepaalde tijd
2. De productie per bedrijf
3. De arbeid per bedrijf
4. De productie per werknemer in een bepaalde tijd

Brutoloon is...

1. nettoloon + loonbelasting + sociale premies
2. loonkosten - nettoloon
3. Loonkosten - inhoudingen
4. nettoloon - inhoudingen

Brutowinst

1. Brutowinst-inkoopwaarde
2. Omzet-bedrijfskosten
3. Brutowinst-inkoopwaarde
4. Omzet-inkoopwaarde

Wat is een afschrijving?

1. waardevermeerdering
2. boekwaarde
3. restwaarde
4. waardevermindering

Wat is het nettoloon?

1. Hierbij moeten de loonbelastingen en sociale premies er nog vanaf gehaald worden.
2. dit is het loon waarbij de loonbelasting en sociale premies eraf zijn gehaald.

De inkoopprijs is?

1. Wat een consument betaald
2. Wat een bedrijf betaald

BTW is een afkorting.
BTW staat voor ...

1. belasting over de toenemende waarde
2. belasting tegen waarde
3. belasting toegevoegde winkel
4. belasting over de toegevoegde waarde

Arbeidsintensief

1. het grootste deel van de productie wordt door mensen gedaan
2. het grootste deel van de productie wordt door machines gedaan

Wat zijn maatschappelijke opbrengsten?

1. Voordelen voor de samenleving die komen door productie
2. Opbrengsten voor het hele land uit productie
3. Opbrengsten van een bedrijf voor het hele land

Hoe bereken je het nettoresultaat?

1. Omzet - inkoopwaarde - brutowinst
2. Omzet - brutowinst - bedrijfskosten
3. Omzet - bedrijfskosten
4. Omzet- inkoopwaarde - bedrijfskosten

Vaste kosten zijn:

1. Kosten die afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
2. Kosten die niet afhangen van de omvang van de productie of de afzet.
3. Kosten die afhangen van de omvang van de omzet.

Een marktaandeel is

1. het deel van de totale markt van alle producten die te koop zijn
2. de afzet van een bedrijf als percentage van de totale afzet van dat product
3. het stukje van de markt waar jij je kraam mag zetten

Wat is de beroepsbevolking?

1. Iedereen die werkt of werkloos is
2. Iedereen die werkt
3. Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
4. Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is

Maatschappelijk kosten zijn de

1. Nadelen van de productie in de samenleving
2. Nadelen van de consumptie in de samenleving
3. Nadelen van de productie en consumptie voor de samenleving.

Hoe bereken je de Omzet?

Omzet=...

1. Afzet x Verkoopprijs
2. Verkoopprijs x Inkoopprijs
3. Afzet x Inkoopprijs
4. Kosten + Verkoopprijs

Frictiewerkloosheid is werkloosheid tussen twee banen in.

1. Juist
2. Onjuist

Wat is werkgelegenheid?

1. Geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid
2. Als het aanbod van arbeid groter is dan de vraag
3. aanbod van arbeid van de beroepsbevolking
4. bestaat uit alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid

A = arbeidsmarkt

B = werkloosheid

C= beroepsbevolking

D = werkgelegenheid

Als je niet werkt, ben je nog niet werkloos. Wanneer ben je wel werkloos?

1. Je bent actief op zoek naar werk
2. Je hebt geen baan
3. Je bent tussen de 15 en de pensioenleeftijd.
4. Je voldoet aan alle drie voorwaarden (A+B+C)

Wat is afzet?

1. De hoeveelheid verkochte producten
2. Een ander woord voor consument
3. De prijs van een verkocht product
4. Iemand die de bus uitstapt

Wat is de arbeidsmarkt?

1. Het aanbod van werk
2. De vraag naar arbeid
3. Het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid

Behalve loonkosten zijn er nog andere bedrijfskosten. Wat zijn geen bedrijfskosten?

1. het elektriciteitsverbruik van een automaat
2. de huur van het pand
3. inkoop van hamburgers
4. salaris van de werknemers