2hv zinsdelen opdr. t/m bwb
Wat is de pv?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
A
ploeg
B
was
C
tevreden
D
niet
1 / 15
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Wat is de pv?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
A
ploeg
B
was
C
tevreden
D
niet
Slide 1 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
A
Over de resultaten van de ploeg
B
de coach
C
de ploeg
D
de resultaten
Slide 2 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
A
de ploeg
B
de resultaten van de ploeg
C
de resultaten
D
de coach
Slide 3 - Quiz
Wat is de bwb?
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
Over de resultaten van de ploeg was de coach niet tevreden.
A
niet
B
tevreden
C
ploeg
D
geen
Slide 4 - Quiz
Wat is het onderwerp?
De meeste kleine kinderen luisteren graag naar traditionele sprookjes.
De meeste kleine kinderen luisteren graag naar traditionele sprookjes.
A
kleine kinderen
B
luisteren
C
de meeste kleine kinderen
D
traditionele sprookjes.
Slide 5 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
Meestal zullen leerlingen uitgaan van de eerlijkheid van de docent.
Meestal zullen leerlingen uitgaan van de eerlijkheid van de docent.
A
leerlingen
B
de eerlijkheid
C
de docent
D
de eerlijkheid van de docent.
Slide 6 - Quiz
Wat is de bwb (bijwoordelijke bepaling?
Zij moest op het perron wachten.
Zij moest op het perron wachten.
A
zij
B
moest
C
op het perron
D
wachten
Slide 7 - Quiz
Wat is de bwb? Meerdere antwoorden zijn mogelijk.
Annika gaat altijd met haar rode handtas naar school.
Annika gaat altijd met haar rode handtas naar school.
A
altijd
B
naar school
C
met haar rode handtas
D
gaat
Slide 8 - Quiz
Wat is het mv?
Het meisje geeft de planten water.
Het meisje geeft de planten water.
A
het meisje
B
de planten
C
water
D
planten
Slide 9 - Quiz
Wat is het lv?
Het meisje geeft de planten water.
Het meisje geeft de planten water.
A
het meisje
B
de planten
C
water
D
planten
Slide 10 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Het meisje geeft de planten water.
Het meisje geeft de planten water.
A
het meisje
B
de planten
C
water
D
planten
Slide 11 - Quiz
Wat is het onderwerp?
Jouw zelfgemaakte citroentaart met aardbeien is heel lekker geworden.
Jouw zelfgemaakte citroentaart met aardbeien is heel lekker geworden.
A
Jouw zelfgemaakte citroentaart met aardbeien
B
zelfgemaakte citroentaart met aardbeien
C
zelfgemaakte citroentaart
D
citroentaart
Slide 12 - Quiz
Wat is het mv?
Met zijn optreden belooft de dj het publiek een spetterende avond.
Met zijn optreden belooft de dj het publiek een spetterende avond.
A
Met zijn optreden
B
de dj
C
het publiek
D
een spetterende avond
Slide 13 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp?
De dj geeft het publiek een geweldige avond.
De dj geeft het publiek een geweldige avond.
A
de dj
B
geeft
C
het publiek
D
een geweldige avond
Slide 14 - Quiz
Wat is de juiste zinsstructuur van de volgende zin:
Het was druk op het Hulsbeek, want de zon scheen.
Het was druk op het Hulsbeek, want de zon scheen.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
