Herhaling 1 - 6

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Herhaling 1 - 6

Wat zijn biotische en abiotische factoren?

1. Biotische factoren: invloeden afkomstig uit levende natuur.
2. Abiotische factoren: invloeden van levenloze natuur.

Welke vier niveaus van de ecologie zijn er?

1. Individu: één organisme
2. Populatie: een groep organismen van dezelfde soort
3. Levensgemeenschap: alle populaties die in een ecosysteem leven.
4. Ecosysteem: een bepaald gebied waarbinnen de biotische en abiotische factoren samen komen.

Voedselketen

1. Bestaat uit schakels.
2. Elke keten begint met plant.
3. Tweede schakel is altijd planteneter.
4. Andere schakels zijn vleeseters.

Groepen in kringloop

Producenten: produceren energie door fotosynthese.

Consumenten: planteneters, vleeseters, alleseters en afvaleters.

Reducenten: ruimen dode resten van organismen op.

Biologisch afbreekbaar

• Biologisch afbreekbaar afval: afval dat door reducenten kan worden afgebroken. bladeren, fruitschillen, papier.

• Niet-biologisch afbreekbaar: afval dat niet door reducenten kan worden afgebroken. plastic, metaal, glas.

Samenleven

1. Biologisch evenwicht: een toestand waarin de grootte van elke populatie in een ecosysteem schommelt rondom een bepaalde waarde.
2. Concurrentie: vechten om voedsel, partner of veilige plek.
3. Samenwerking: samen jagen, jongen beschermen.
4. Symbiose: langdurige relatie tussen individuen van verschillende soort.

Natuurbeheer

Mensen zijn afhankelijk van het milieu voor: voedsel, water, zuurstof, grondstoffen, energie en recreatie.

Biodiversiteit: variatie aan soorten in natuur.

Natuurbeheer: behouden, beschermen en herstellen van de natuur.

Maatregelen zijn: herintroductie, bescherming, bomen kappen, jacht en waterbeheer.

Mens en milieu

Oorzaken van milieuproblemen zijn: bevolkingsgroei en manier van leven (consumptie, industrie, etc.).

Mensen zorgen voor uitputting van de aarde en vervuilen het mileu.

Voorbeelden vervuiling: lucht-, water- en bodemvervuiling.

broeikas effect

Duurzaamheid

Niet meer uit het milieu halen dan het kan aanvullen.

Niet meer toevoegen aan het milieu dan het kan verwerken.

Duurzame energie: de energiebron raakt niet op en veroorzaakt minder vervuiling.

Duurzame landbouw: opbrengst vergroten door technologie, zo min mogelijk grondstoffen gebruiken.