Les klas 1 - Révision EFGH + activité Halloween

Bonjour & bienvenue
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Bonjour & bienvenue

Slide 1 - Diapositive

Le programme

- Activité sur Halloween
- Apprendre les phrases de G
- Apprendre / explication / jouer un jeu

1: Je gaat de link openen om een Halloweenspel te spelen.
2: Je schrijft 2 keer in je schrift de zinnen van bron G over.
3: Je gaat oefenen met woorden of zinnen of getallen of grammatica --> in je boek/online/in LessonUp/Quizlet of kies een spel in de klas

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

le message
le truc
de rien
voilà
alors
peut-être
quelque chose
beau
mooi
est
misschien
de boodschap
êtes
het ding
est
est

Slide 4 - Question de remorquage

morgen
wij zijn gek op 
wij lachen
helpen
kijk
morgen
regarde
aider
on adore
on rigole
demain
aujourd'hui

Slide 5 - Question de remorquage

La famille:
la mère
de moeder
de neef
de oom
de grootmoeder
de vader
de nicht
la cousine
le cousin
l'oncle
le père
la grand-mère

Slide 6 - Question de remorquage

Oefenen met de getallen!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Lien

AVOIR ( = hebben)
AVOIR 

Slide 9 - Diapositive

0

Slide 10 - Vidéo

Hoe vertaal je "zij heeft" in het Frans ?
A
elles ont
B
elle a
C
vous avez
D
tu as

Slide 11 - Quiz

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  heeft
B. zij hebben
C.  men heeft
D.  jullie hebben
E. jij / je hebt
F. wij hebben
1.  nous  avons
2.  tu  as
3.  ils  ont
4.  on  a
5.  vous avez
6.  elle  a

Slide 12 - Question de remorquage

Wat betekent "tu as"?
A
zij hebben
B
hij heeft
C
jij hebt
D
ik heb

Slide 13 - Quiz

Wat betekent "nous avons"?
A
ik heb
B
u heeft
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 14 - Quiz

Hoe vertaal je "jullie hebben" in het Frans ?
A
vous avons
B
nous avons
C
vous avez
D
ils ont

Slide 15 - Quiz

Hoe vertaal je "ik heb" in het Frans ?
A
ils ont
B
j'ai
C
vous avez
D
tu as

Slide 16 - Quiz

Wat betekent "il a" ?
A
hij heeft
B
zij heeft
C
u heeft
D
zij hebben

Slide 17 - Quiz

Hoe vertaal je "hij heeft" in het Frans ?
A
ils ont
B
il a
C
vous avez
D
tu as

Slide 18 - Quiz

Au revoir ! 

Slide 19 - Diapositive