woordsoorten en zinsdelen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Woordsoorten en zinsdelen 

Deze les

- Terugblik op de toets

- Doel van de les

- Uitleg

- Opdrachten

Doelen

- Je kent het verschil tussen woordsoorten en zinsdelen.

- Je herkent lidwoordenn zelfstandige naamwoorden en werkwoorden.

-Je herkent de persoonsvorm en het onderwerp

welke woordsoorten
ken je?

De appel valt niet ver van de boom.

1. 5
2. 7
3. 6
4. 8

De appel valt niet ver van de boom.

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord

De appel valt niet ver van de boom.

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord

De appel valt niet ver van de boom.

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. lidwoord

Schrijf hier de drie lidwoorden op

Wat is een zelfstandig naamwoord?

1. Is een woord voor een mens
2. Is een woord voor een mens of dier.
3. Is een woord voor een mens, dier of plant
4. Is een woord voor een mens, dier, plant of ding

Een mens, dier, plant, ding, naam of begrip vallen onder een zn.

1. Ja
2. Nee

Het zelfstandig naamwoord

Werkwoorden

breken

1. Breekte
2. Breekde
3. Brak

slapen

1. sliep
2. slaapde
3. slaapte

vriezen

1. vriesde
2. vroor
3. vrieste

Geven

1. Geefde
2. Gaf
3. Geefte

fluiten

1. fluitte
2. fluite
3. floot

schenken

1. schonk
2. schenkde
3. schenkte

werpen

1. wierp
2. werpte
3. werpde

zwijgen

1. zweegde
2. zweeg
3. zwijgde

vriezen

1. vriesde
2. vroor
3. vrieste

vechten

1. vechtte
2. vechtde
3. vocht

Grammatica - zinsdelen

Persoonsvorm, onderwerp en zinsdelen

Wat zijn zinsdelen?

Welke 2 ken je nu ?

Hoe vind je ze? 

zinsdelen

Stappen

Als je zinnen gaat ontleden, dan moet je dat altijd volgens een vast stappenplan doen. 

1. Zoek de persoonsvorm van de zin op.

2. Verdeel de zin in zinsdelen.

3. Zoek het onderwerp van de zin op.

Persoonsvorm

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.

______

1. persoonsvorm
2. geen persoonsvorm

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.

__________

1. persoonsvorm
2. geen persoonsvorm

Kinderen waarschuwden hun ouders.

________________

1. persoonsvorm
2. geen persoonsvorm

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:

1. kinderen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:

1. kinderen
2. vinden
3. persoonsvorm
4. deze

Aan het werk

maak de opdrachten op de werkbladen