2TOP H3.2 Lezen

2TOP Lezen H3 (havo/ vwo)
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

2TOP Lezen H3 (havo/ vwo)

Slide 1 - Diapositive

Theorie (betogende tekst)
Tekstdoel:  Overtuigen
Tekstsoort: Betogende tekst
Tekstvorm: opiniestuk, beoordeling, recensie, ingezonden brief

'Betogen' = 'met bewijzen aantonen'

Schrijver geeft zijn mening en onderbouwt die met argumenten. 
Schrijver wil dat jij als lezer de mening gaat overnemen. 



Slide 2 - Diapositive

Theorie (betogende tekst)
Veel betogende teksten hebben een driedeling:
1.         Inleiding (onderwerp noemen en mening geven)
2.        Kern         (argumenten)
3.        Slot           (conclusie of samenvatting)


Slide 3 - Diapositive

Theorie (argumenten)
Argument = 
Informatie waarmee de schrijver wil bewijzen dat hij gelijk heeft

Kan een mening, maar ook een feit zijn. 

Hoe geloofwaardiger een argument is, hoe overtuigender je betoog is. 

Slide 4 - Diapositive

In Europa hebben Deense scholen het hoogste aantal lesuren per schooljaar.
A
Feit
B
Mening

Slide 5 - Quiz

Kinderen zouden veel minder lessen moeten krijgen.
A
Feit
B
Mening

Slide 6 - Quiz

In het noorden van het land staan weinig interessante musea.
A
Feit
B
Mening

Slide 7 - Quiz

Het Groninger Museum krijgt jaarlijks ongeveer 200.000 bezoekers.
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quiz

In onze schoolkantine kun je lekkere broodjes kopen.
A
Feit
B
Mening

Slide 9 - Quiz

Kritisch lezen (alleen vwo)
Leesstrategieën:
1. Verkennend lezen
2. Nauwkeurig lezen
3. Zoekend lezen
4. Studerend lezen
5. Kritisch lezen

Slide 10 - Diapositive

Kritisch lezen (alleen vwo)

Stel jezelf altijd beoordelende vragen.: 
- Is de schrijver deskundig? 
- Is de informatie waar? 
 Bij een betoog kijk je naar de argumenten:
1. feit: Is het waar? Is dit onderzocht? Is dit echt zo gebeurd? 

2. Mening: Vind ik dit ook? Hoe waarschijnlijk is dit? Is dit overtuigend? 

Slide 11 - Diapositive

Tekstverbanden
Oorzaak/ gevolg:
Je spreekt van een oorzaak als het niet door de mens zelf komt. Het ligt dus niet aan jezelf, maar aan iets waar je zelf niets aan kunt doen.

- Signaalwoorden: doordat, zodat, daardoor, waardoor, met als gevolg, etc. 

Slide 12 - Diapositive

Tekstverbanden
Voorbeeld oorzaak/ gevolg:

Er brak brand uit in het stadion, waardoor de wedstrijd niet kon doorgaan. 

Het heeft deze winter nauwelijks gevroren. Hierdoor zijn er dit voorjaar heel veel insecten. 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Lien

Slide 15 - Lien