HAVO-5 Titraties berekeningen

Leerdoel

  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Leerdoel

  • Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.

Slide 1 - Diapositive

Titratie
  • Kwantitatieve analysemethode.
  • Veel toegepast bij zuurbase reacties.

  • Erlenmeyer met oplossing met onbekende concentratie.
  • Buret met oplossing met bekende concentratie.
  • Bij volledige reactie is er kleuromslag door indicator.
  • Met berekening wordt onbekende concentratie bepaald.

Slide 2 - Diapositive

Titratie berekeningen (stappenplan)
  1. Noteer de reactievergelijking.
  2. Bereken aantal mol toegevoegde stof (liter * molariteit)
  3. Bereken aantal mol gereageerde stof (met de molverhouding)
  4. Bereken de molariteit van de gereageerde stof (naar mol/L)

Slide 3 - Diapositive

 de titratie van azijn met natronloog. 
Doel: bepalen of de azijn voldoet aan de Warenwet.
De warenwet schrijft voor dat er  minimaal 50 g azijnzuur moet zijn in 1L schoonmaak azijn.

Slide 4 - Diapositive

Jij hebt de indicator fenolftaleine gebruikt. Welke kleurverandering heb je waargenomen tijdens de titratie?
A
van rose naar kleurloos
B
van kleurloos naar rose

Slide 5 - Quiz

In de buret zat 0,117 M natronloog. De juiste notatie voor natronloog is:
A
NaOH (aq)
B
Na (aq) + OH (aq)
C
Na⁺ (aq) + OH⁻ (aq)
D
natriumhydroxide

Slide 6 - Quiz

natronloog
Natronloog is de oplossing van NaOH in water en 
dat moet je zo opschrijven: Na+ + OH-

Slide 7 - Diapositive

De toegedruppelde natronloog reageert met de azijnzuur uit de erlenmeijer. Geef de reactievergelijking die optreedt.

Slide 8 - Question ouverte

Toelichting
Als azijnzuur (notatie: CH3COOH want zwak zuur) met natronloog reageert, reageert een zuur met een base, dus CH3COOH reageert met OH-
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O

Slide 9 - Diapositive

Als de kleur van de indicator omslaat, is er precies 12,53 mL van de 0,117 M natronloog toegevoegd. Hoeveel mol OH⁻ heeft gereageerd?
mol
0,117
...
L
1
...
A
0,117 x 12,53 = 1,47 mol
B
0,117 x 0,01253 = 1,47 mmol
C
0,117 / 12,53 = 9,34 mmol
D
0,117 / 0,01253 = 9,34 mol

Slide 10 - Quiz

Toelichting: aantal mol uitrekenen
mol = molariteit x Liter
of:



x = 0,117 x 0,01253 = 1,47 *10-3 mol = 1,47 mmol
mol
0,117
x
L
1
0,01253

Slide 11 - Diapositive

Er zat 10,00 mL azijnzuuroplossing (CH3COOH) in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 mmol OH- gereageerd.
Hoeveel mol azijnzuur heeft dan gereageerd?
A
1:1 dus ook 1,47 mol
B
1:1 dus ook 1,47 mmol
C
3:1 dus 0,49 mmol
D
1:3 dus 4,41 mmol

Slide 12 - Quiz

Toelichting: gebruik de reactievergelijking
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O
1            :             1           :           1        :        1

Er heeft 1,47 mmol OH- gereageerd, dus er heeft 
ook 1,47 mmol azijnzuur (CH3COOH) gereageerd (want 1:1) 

Slide 13 - Diapositive

Er zat 10,00 mL azijn in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 mmol azijnzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het azijnzuur in de azijn?
Juiste antwoorden zijn B en D
mol
1,47*10-3
...
L
...
...
A
1,47 x 10 = 14,7 M
B
1,47 / 10 = 0,147 M
C
1,47 x 0,010 = 0,0147 M
D
1,47*10-3 / 0,010 = 0,147 M

Slide 14 - Quiz

Toelichting: van mol naar molariteit
Er zat 10,0 mL azijn in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 mmol azijnzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het azijnzuur?
Molariteit is mol/L dus vul de verhoudingstabel goed in:


x = 1,47*10-3 / 0,010 = 0,147 mol/L
mol
1,47*10-3
x
L
0,010
1

Slide 15 - Diapositive

De azijn die je getitreerd hebt, was (vooraf) 10x verdund. Dat betekent:
(Juiste antwoord is D)
A
1 deel azijn en 10 delen water
B
de azijn 10x mengen met water
C
de concentratie is 10x groter gemaakt
D
1 deel azijn en 9 delen water

Slide 16 - Quiz

De concentratie van de 10x verdunde azijn was 0,147 mol/L. Hoeveel gram azijnzuur zit er in 1 L onverdunde azijn?
Juiste antwoord is A
A
0.147 x10 x60.05=88 gram
B
0,147 / 10 / 60,05 = 2,45 . 10⁻⁴ gram
C
(0,147 x 10) / 60,05 = 0,0245 gram
D
(0,147 / 10) x 60,05 = 0,88 gram

Slide 17 - Quiz

De warenwet schrijft voor dat er minimaal 4 gram azijnzuur per 100 mL aanwezig moet zijn.
Voldoet de azijn aan de warenwet?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet

Slide 18 - Quiz