Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Les 28 Jan
PO neemt plaats week 7
-Morgen oefentitratie dus les in 302
-Titratie: praktische vaardigheden
-Titratie: berekeningen
Slide 1 - Diapositive
Titraties
Slide 2 - Diapositive
Les 7 Februari
-Berekeningen voor titraties
Slide 3 - Diapositive
Leerdoel
Je leert om berekeningen uit te voeren met gegevens uit een titratie-experiment.
Slide 4 - Diapositive
Deze les:
Uitwerken titratie van azijnzuur in azijn m.b.v. natronloog
Slide 5 - Diapositive
titratie
een titratie is een analysemethode om de molariteit van een bekende stof te bepalen
Slide 6 - Diapositive
Titratie
Kwantitatieve analysemethode.
Veel toegepast bij zuurbase reacties.
Erlenmeyer met oplossing met onbekendeconcentratie.
Buret met oplossing met bekende concentratie.
Bij volledige reactie is er kleuromslag door indicator.
Met berekening wordt onbekende concentratie bepaald.
Slide 7 - Diapositive
Omslagpunt (equivalentiepunt)
Op school meestal bepaald door kleuromslag van indicator
Slide 8 - Diapositive
Welke indicator is zeker niet geschikt, kijkend naar deze titratiecurve?
A
methylrood
B
broomthymolblauw
C
dimethylgeel
D
fenolftalein
Slide 9 - Quiz
Praktische vaardigheden
-Veiligheid
-titratie uitvoering
-netheid
Slide 10 - Diapositive
Titratie berekeningen (stappenplan)
Noteer de reactievergelijking.
Bereken aantal mol toegevoegde stof (liter * molariteit)
Bereken aantal mol gereageerde stof (met de molverhouding)
Bereken de molariteit van de gereageerde stof (naar mol/L)
Slide 11 - Diapositive
Titratie uitvoering: vaardigheden
-gebruik volpipette
-pipetteren
-gebruik van burette
-trechter
-het burette volume lezen
Slide 12 - Diapositive
plaats de tekst op de juiste plek in de tekening
De opstelling. de molariteit van een een onbekende hoeveelheid azijnzuur wordt bepaald met een titratie met natronloog
azijnzuur oplossing
natronloog
buret
pH indicator
nauwkeurig tovoegen
bekende molariteit
onbekende molariteit
Slide 13 - Question de remorquage
Over naar de titratie van azijn met natronloog.
Doel: bepalen of de schoonmaak azijn voldoet aan de Warenwet.
De warenwet schrijft voor dat er minimaal 70g azijnzuur per L moeten zijn.
Uit 1 L schoonmaak azijn wordt er 1 ml gepipetteerd en verdund met water tot 10 ml. Deze 10 ml worden daarna getitreerd met NaOH oplossing.
Slide 14 - Diapositive
Jij hebt de indicator fenolftaleine gebruikt. Welke kleurverandering heb je waargenomen tijdens de titratie?
A
van rose naar kleurloos
B
van kleurloos naar rose
Slide 15 - Quiz
In de buret zat 0,117 M natronloog. De juiste notatie voor natronloog is:
A
NaOH (aq)
B
Na (aq) + OH (aq)
C
Na⁺ (aq) + OH⁻ (aq)
D
natriumhydroxide
Slide 16 - Quiz
natronloog
Natronloog is de oplossing van NaOH in water en
dat moet je zo opschrijven: Na+ + OH-
Slide 17 - Diapositive
De toegedruppelde natronloog reageert met de azijnzuur uit de erlenmeijer. Geef de reactievergelijking die optreedt.
Slide 18 - Question ouverte
Toelichting
Als azijnzuur (notatie: CH3COOH want zwak zuur) met natronloog reageert, reageert een zuur met een base, dus CH3COOH reageert met OH-
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O
Slide 19 - Diapositive
Als de kleur van de indicator omslaat, is er precies 12,53 mL van de 0,117 M natronloog toegevoegd. Hoeveel mol OH⁻ heeft gereageerd?
mol
0,117
...
L
1
...
A
Slide 20 - Quiz
Als de kleur van de indicator omslaat, is er precies 12,53 mL van de 0,117 M natronloog toegevoegd. Hoeveel mol OH⁻ heeft gereageerd?
mol
0,117
...
L
1
...
A
0,117 x 12,53 = 1,47 mol
B
0,117 x 0,01253 = 1,47 x 10-3 mol
C
0,117 / 12,53 = 9,34 mmol
D
0,117 / 0,01253 = 9,34 mol
Slide 21 - Quiz
Toelichting: aantal mol uitrekenen
mol = molariteit x Liter
of:
x = 0,117 x 0,01253 = 1,47 *10-3 mol = 1,47 mmol
mol
0,117
x
L
1
0,01253
Slide 22 - Diapositive
Er zat 10,00 mL azijnzuuroplossing (CH3COOH) in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 x 10-3 mol OH- gereageerd. Hoeveel mol azijnzuur heeft dan gereageerd?
A
Slide 23 - Quiz
Er zat 10,00 mL azijnzuuroplossing (CH3COOH) in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 mmol OH- gereageerd. Hoeveel mol azijnzuur heeft dan gereageerd?
A
1:1 dus ook 1,47 mol
B
1:1 dus ook 1,47 mmol
C
3:1 dus 0,49 mmol
D
1:3 dus 4,41 mmol
Slide 24 - Quiz
Toelichting: gebruik de reactievergelijking
CH3COOH + OH- --> CH3COO- + H2O
1 : 1 : 1 : 1
Er heeft 1,47 mmol OH- gereageerd, dus er heeft
ook 1,47 mmol azijnzuur (CH3COOH) gereageerd (want 1:1)
Slide 25 - Diapositive
Toelichting: van mol naar molariteit
Er zat 10,0 mL azijn in de erlenmeyer. Er heeft 1,47 mmol azijnzuur gereageerd. Wat was de molariteit van het azijnzuur?
Molariteit is mol/L dus vul de verhoudingstabel goed in:
x = 1,47*10-3 / 0,010 = 0,147 mol/L
mol
1,47*10-3
x
L
0,010
1
Slide 26 - Diapositive
De azijn die je getitreerd hebt, was (vooraf) 10x verdund. Dat betekent:
A
1 deel azijn en 10 delen water
B
de azijn 10x mengen met water
C
de concentratie is 10x groter gemaakt
D
1 deel azijn en 9 delen water
Slide 27 - Quiz
De concentratie van de 10x verdunde azijn was 0,147 mol/L. Hoeveel gram azijnzuur zit er in 1 L onverdunde azijn?
A
0,147 x 10 x 60,05 =88 gram
B
0,147 / 10 / 60,05 = 2,45 . 10⁻⁴ gram
C
(0,147 x 10) / 60,05 = 0,0245 gram
D
(0,147 / 10) x 60,05 = 0,88 gram
Slide 28 - Quiz
De warenwet schrijft voor dat er minimaal 70 gram azijnzuur per 100 mL aanwezig moet zijn. Voldoet de azijn aan de warenwet?
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
Slide 29 - Quiz
Voorbeeld berekening
De onbekende hoeveelheid oxaalzuur wordt opgelost in 100,0 mL demiwater. Hiervan wordt 25,00 mL gepipetteerd in een erlenmeyer en wordt getitreerd met 0,012 M natronloog. Tot kleuromslag is 12,35 mL natronloog toegevoegd.
Bereken het aantal mg oxaalzuur dat is opgelost in 100,0 mL.