voedsel en globalisering

voedsel en globalisering
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

voedsel en globalisering

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Plantaardige voedselsoorten die in een land zelf verbouwd worden. Dat zijn (1 woord)

Slide 2 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vezelvlas is voor Nederland een belangrijk ...............gewas

Slide 3 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit is een
A
voedselgewas
B
handelsgewas

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de juiste volgorde bij de interactietheorie (transporttheorie van Ullman?)
Comple-mentariteit
Transpor-teerbaar-heid
ontbreken tussenliggende mogelijkheden

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de drie elementen uit de interactietheorie van Ullman op de juiste plaats.
complementariteit
ontbreken tussenliggende mogelijkheid
transporteerbaarheid
Nederland produceert enorme hoeveelheden bloembollen. Spanje wil deze importeren.
Door concurrentie worden de bollen tegen een lage prijs per vrachtwagen getransporteerd
Op de Franse markt is een groeiende interesse in bloembollen. Zij bieden de bollen tegen dezelfde prijs aan.

Slide 6 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Kwantitatieve honger is
A
geen gebrek aan kcal
B
vooral tekort aan eiwitten
C
langdurig tekort aan vitamines
D
hetzelfde als ondervoeding

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Gaat het in dit figuur om kwalitatieve of om kwantitatieve honger?
A
Kwalitatieve honger
B
Kwantitatieve honger

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is een stijging van het opleidingsniveau van vrouwen een van de krachtigste factoren voor ontwikkeling? Het leidt direct tot:

Slide 9 - Carte mentale

een daling van het geboortecijfer,
een hoger inkomen,
gelijkwaardiger positie in de maatschappij,
betere voedselvoorziening.

Welke ruimtelijke ontwikkelingen worden door de centrum-periferieverhouding versterkt?
A
regionale concentratie
B
regionale specialisatie
C
regionale spreiding
D
regionale ongelijkheid

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk begrip hoort er niet bij?
A
Protectionisme
B
Regionale specialisatie
C
Importheffingen
D
Landbouwsubsidies

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De vraag 'hoe duurzaam is het om voedselproducten over zo'n afstand te vervoeren' is kritiek op:
A
Protectionisme
B
Regionale specialisatie
C
Importheffingen
D
Landbouwsubsidies

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

België en Nederland moeten de taken verdelen op basis van hun comparatieve voordelen. Welk land zal kaas gaan maken?
A
Belgie
B
Nederland

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de VS is een grote productiviteit per ha. Landbouw is belangrijk voor de VS. Leg uit waarom er in de handel tussen de VS en de rest van de wereld oneerlijkheid bestaat.
Gebruik in je antwoord de begrippen handelsbelemmeringen, exportsubsidies en dumpen.

Slide 14 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn twee technologische ontwikkelingen waardoor de voedselproductie sterk kan stijgen?

Slide 15 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het doel van genetische modificatie?
A
Het veroorzaken van ziektes
B
Het verbeteren van gewassen
C
Het veranderen van de natuurlijke balans
D
Het creëren van supermensen

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke risico's kleven er aan genetische modificatie?
A
Geen enkel risico
B
Alleen ethische risico's
C
Korte termijn negatieve effecten
D
Onvoorziene gevolgen op lange termijn

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe wordt genetische modificatie toegepast in de landbouw?
A
Om gewassen te verbeteren en resistent te maken tegen ziektes
B
Om planten oncontroleerbaar te laten groeien
C
Om nieuwe diersoorten te creëren
D
Om dieren te laten groeien tot buitengewone omvang

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze rood aangegeven landen hebben een lage (1 woord)

Slide 19 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar is rechts sprake van?
(1 woord)

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Vergroot
dit de bodemresistentie?
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe komt het dat overschrijding van de draagkracht meestal tot een lagere draagkracht leidt?
A
de dieren zijn dood
B
voedselbronnen zijn uitgeput
C
het systeem schiet door
D
er worden minder mensen geboren

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een toenemende .... (1 woord) zorgt voor het gebruiken van draagkrachtoverschreidende landbouwgronden.

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe kan voedselzekerheid verbeterd worden?

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De bevolking kun je indelen in lagen of klassen vaak gebaseerd op grondbezit of inkomen. Je noemt dit:
sociaaleconomische
A
tractie
B
ongelijkheid
C
socialisatie
D
stratificatie

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat kunnen grondbezitsverhoudingen zijn?
A
scheef
B
schuin
C
krom
D
bol

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waardoor vallen grootfamilies uiteen?
A
migratie
B
kleine sociale stratificatie
C
aids
D
oorlogen

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Nigeria heeft aan de hand van het figuur een groot
A
aantal boeren
B
aantal mannen
C
man-vrouwverschil
D
areaal landbouwgrond

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Internationale hulporganisaties vallen onder....
A
Gebonden hulp
B
Ongebonden hulp
C
Bilaterale hulp
D
Multilaterale hulp

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vluchtelingen
Streven naar autonomie
NAVO
Vervagen van nationale grenzen
VN, wereldbank
Ngo's, internationale actiegroepen
Nationale belangen
Regionalisme
Wereldorde
Blokvorming
Internationale organisaties
Transnationale organisaties

Slide 30 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Noodhulp?
structurele hulp?

Slide 31 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Graanprijzen buurlanden storten in
voedseltekort in Malawi
noodhulp aan Malawi
de armoede op het platteland van Mozambique neemt toe
droogte in Malawi

Slide 32 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

welk begrip
hoort bij dit plaatje?

Slide 33 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De armste landen in Afrika betalen geen invoerrechten in de EU. In ruil daarvoor wil de EU daar vrije toegang tot de markt. Waarom is dit incoherent beleid?
A
De markt in Afrika raakt overspoeld met goedkopere producten uit de EU,
B
Afrika gaat overproductie hebben met lagere wereldprijzen tot gevolg
C
Er komt een voedseltekort in Europa
D
Er is dan ook een toename aan welvaart in Afrika.

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Deze man is slachtoffer van (1 woord)

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke interne factor zien we hier?
A
wat is het neerslagregiem
B
wordt er droogtelandbouw toegepast?
C
is er good governance?
D
Zijn er territoriale conflicten?

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke interne factor zien we hier?
A
heeft er landhervorming plaatsgevonden?
B
wordt er droogtelandbouw toegepast?
C
is er good governance?
D
Zijn er territoriale conflicten?

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke (interne) factor zien we hier?
A
heeft er landhervorming plaatsgevonden?
B
wordt er droogtelandbouw toegepast?
C
is er good governance?
D
Zijn er territoriale conflicten?

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke (interne) factor zien we hier?
A
heeft er landhervorming plaatsgevonden?
B
wordt er droogtelandbouw toegepast?
C
is er good governance?
D
Zijn er territoriale conflicten?

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke (interne) factor zien we hier?
A
heeft er landhervorming plaatsgevonden?
B
wordt er droogtelandbouw toegepast?
C
is er good governance?
D
Zijn er territoriale conflicten?

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Van deze paragrafen ken ik de begrippen.
010

Slide 41 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions