Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
LB 2.9 Koppelwerkwoorden
Open je laptop en log in bij LessonUp.
Pak ook een schrift en een pen.
Slide 1 - Diapositive
Doel van de les
Aan het eind van de les:
- weet je wat koppelwerkwoorden zijn;
- weet je in welk soort zinnen koppelwerkwoorden voorkomen;
- ken je de functie van koppelwerkwoorden.
Slide 2 - Diapositive
Planning
1. kort geheugen opfrissen zelfstandige en hulpwerkwoorden
2. uitleg koppelwerkwoorden
3. aan de slag
Slide 3 - Diapositive
Wat is het werkwoord in de volgende zin: Mijn vader leest graag de krant.
A
Mijn vader
B
leest
C
de krant
D
graag
Slide 4 - Quiz
Wat is het gezegde in de volgende zin: Mijn moeder heeft de krant al gelezen.
Slide 5 - Question ouverte
Wat is het zelfstandig werkwoord in voorgaande zin?
A
heeft
B
gelezen
Slide 6 - Quiz
Wat is de functie van het hulpwerkwoord in dezelfde zin? Mijn moeder heeft de krant al gelezen.
Slide 7 - Question ouverte
Geef aan wat het onderwerp van deze zin DOET. (met andere woorden: wat is de handeling) Jip geeft de planten water.
Slide 8 - Question ouverte
Geef aan wat het onderwerp van deze zin DOET. (met andere woorden: wat is de handeling) Matthijs zwemt naar de overkant.
Slide 9 - Question ouverte
Geef aan wat het onderwerp van deze zin DOET. (met andere woorden: wat is de handeling) De zon schijnt fel vandaag.
Slide 10 - Question ouverte
DOET het onderwerp iets in deze zin? Manuel praat graag over zijn hobby.
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Staat er een handeling in deze zin? PSV is kampioen.
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
Staat er een handeling in deze zin? Shayla is een gezellige vriendin.
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quiz
DOE-zin
Het onderwerp van een doe-zin, doet iets, voert een handeling uit.
Jip geeft de planten water.
Jip is het onderwerp. Hij doet iets, namelijk water geven.
ZIJN-zin
Het onderwerp van een zijn-zin, is iets. Er wordt een kenmerk of een eigenschap/toestand beschreven.
Shayla is een gezellige vriendin.
Shayla is het onderwerp. Ze doet niet iets.
Slide 14 - Diapositive
Koppelwerkwoorden
In een ZIJN-zin staan koppelwerkwoorden.
Die werkwoorden verbinden het onderwerp van de zin met een kenmerk of een eigenschap ervan.
Een zelfstandig naamwoord en/of een bijvoeglijk naamwoord.
Daarom heet een gezegde met een koppelwerkwoord een naamwoordelijk gezegde.
Zoals bij: Shayla is een gezellige vriendin. Het werkwoord 'is' koppelt een gezellige vriendin aan Shayla.
Slide 15 - Diapositive
Koppelwerkwoorden
Er zijn negen koppelwerkwoorden:
zijn, worden, blijken, blijven, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen.
Ezelsbruggetje: ZWaBBeLS+HDV
Slide 16 - Diapositive
De bloemen zijn prachtig. Zijn is een koppelwerkwoord. Bloemen is het onderwerp. Wat koppelt dit werkwoord aan het onderwerp bloemen?
Slide 17 - Question ouverte
Die oude boom lijkt heel sterk. lijkt is het koppelwerkwoord. Die oude boom is het onderwerp. Wat koppelt dit werkwoord aan het onderwerp 'die oude boom'?
Slide 18 - Question ouverte
Het weer blijft wisselvallig. Het koppelwerkwoord is blijft. Wat koppelt dit werkwoord aan elkaar?
Slide 19 - Question ouverte
De kat lijkt slaperig. Het koppelwerkwoord is lijkt. Wat koppelt dit werkwoord aan elkaar?
Slide 20 - Question ouverte
Junior is een heel goede basketballer. Het koppelwerkwoord is is. Wat koppelt dit werkwoord aan elkaar?
Slide 21 - Question ouverte
De planeet Mars lijkt onbewoond. Het koppelwerkwoord is lijkt. Wat koppelt dit werkwoord aan elkaar?
Slide 22 - Question ouverte
Meerdere werkwoorden in een zin
- Een koppelwerkwoord kan ook samen met een hulpwerkwoord in een zin staan.
Het koppelwerkwoord is dan een voltooid deelwoord of een infinitief.
De persoonsvorm is dan altijd het hulpwerkwoord.
Bijvoorbeeld:
Het zwembad is leuk. -> is = koppelwerkwoord)
Het zwembad is leuk geworden. -> is = hulpwerkwoord, geworden = koppelwerkwoord
- Een koppelwerkwoord en een zelfstandig werkwoord kunnen echter nooit in één zin voorkomen.
Slide 23 - Diapositive
Verander deze zin zo dat het koppelwerkwoord een hulpwerkwoord wordt. Je voegt dus een werkwoord toe. Junior is ziek.
Slide 24 - Question ouverte
Verander deze zin zo dat het koppelwerkwoord een hulpwerkwoord wordt. Het boeket is mooi.
Slide 25 - Question ouverte
doelencheck: Ik ken de negen koppelwerkwoorden.
ja
een beetje
nee
Slide 26 - Sondage
doelencheck: Ik weet wat de functie van een koppelwerkwoord is.
ja
een beetje
nee
Slide 27 - Sondage
doelencheck: Ik weet in welk soort zinnen koppelwerkwoorden voorkomen.